Introductie geschiedenis H4
1 / 30
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Welke tijdsindelingen gebruiken we bij geschiedenis voor het examen?
A
Islamitische jaartelling, de periodes en de tien tijdvakken
B
Christelijke jaartelling, de periodes en de tien tijdvakken
C
Christelijke jaartelling en de tien tijdvakken
D
Christelijke jaartelling en de Kenmerkende aspecten
Slide 22 - Quizvraag
De middeleeuwen is van ....
A
500 tot 1500 n.Chr.
B
500 tot 1000 n.Chr.
C
1000 tot 1500 n.Chr.
D
500 v.Chr. tot 500 n. Chr
Slide 23 - Quizvraag
De Vroegmoderne Tijd is de periode van...
A
1000-1500
B
1500-1600
C
1500-1800
D
1800-heden
Slide 24 - Quizvraag
Wanneer begint de VROEGMODERNE tijd?
A
Na de oudheid
B
Na de middeleeuwen
C
Voor de oudheid
D
Voor de middeleeuwen
Slide 25 - Quizvraag
De prehistorie is de tijd van jagers en boeren
A
waar
B
niet waar
Slide 26 - Quizvraag
Wat is geen kenmerkend aspect van de tijd van Jagers en Boeren?
A
De levenswijze van jagers en verzamelaars
B
De ontwikkeling van het Jodendom als eerste monotheïstische godsdienst
C
Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
D
Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
Slide 27 - Quizvraag
De tijd van Grieken en Romeinen is van:
A
3000 v.C. tot 1000 n. C.
B
200 jaar geleden
C
3000 v.C. tot 500 n. C.
D
300 jaar geleden
Slide 28 - Quizvraag
De middeleeuwen kan je verdelen in de vroege en de late middeleeuwen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 29 - Quizvraag
Wanneer begon de Moderne tijd?
A
1800
B
1850
C
1900
D
1950
