Hoofdstuk 1 - VWO 1

• Wiskunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Hoofdstuk 1

Leerdoelen 1.1

- Je leert wat ruimtefiguren, grensvlakken, ribben en hoekpunten zijn.

Hoe maak je wiskunde?

Neem over in je schrift! Als je nog geen kantlijn hebt, die eerst maken!

Stap 1: Kijken en lezen

Stap 2: Schets maken en aanpak bedenken

Stap 3: Opschrijven en uitrekenen

Stap 4: Controleren en verbeteren

Ruimtefiguren

Ruimtefiguren

Ruimtefiguren

Bij ruimtefiguren horen een aantal begrippen:

- Hoekpunten

- Grensvlakken

- Ribben

Oefenen

Ruimtefiguren

Bij ruimtefiguren horen een aantal begrippen:

- Hoekpunten

- Grensvlakken

- Ribben

Oefenen

Draadmodel

Bij een draadmodel kun je alle hoekpunten en ribben zien.

Bij een tekening van een draadmodel hoef je geen ribben te stippelen.

Huiswerk

Maak 1.1 op blz 14 

(opdracht 4 en 7 niet) 

Leerdoelen 1.2

- Je leert hoe je een uitslag van een ruimtefiguur herkent en tekent.

Op ware grote?

Op ware grote?

In een tekening van een ruimtefiguur worden niet alle ribben op ware grootte getekend.  (zie ribbe BC)

Uitslag

In een bouwplaat van een ruimtefiguur worden alle grensvlakken wel op ware grootte getekend.

In de wiskunde noem je een bouwplaat ook wel een uitslag.

Uitslag

In een bouwplaat van een ruimtefiguur worden alle grensvlakken wel op ware grootte getekend.

In de wiskunde noem je een bouwplaat ook wel een uitslag.

Oefenen

Uitslag tekenen

Let goed op de vorm en de afmetingen van de grensvlakken. Kijk goed welke grensvlakken aan elkaar vast zitten. 

Bij het tekenen van een uitslag, begin bij de onderkant en daarna de zijkanten.

Uitslag tekenen

Let goed op de vorm en de afmetingen van de grensvlakken. Kijk goed welke grensvlakken aan elkaar vast zitten. 

Bij het tekenen van een uitslag, begin bij de onderkant en daarna de zijkanten.

Oefenen

Huiswerk

Maak: 1.2 blz 18

(opdracht 12 niet)

Leerdoelen 1.3

- Je leert hoe je aanzichten van een ruimtefiguur herkent en tekent.

Herhaling

Schrijf in je schrift op:

1. Welk ruimtefiguur is dit?

2. Hoeveel hoekpunten?

3. Hoeveel ribben?

4. Hoeveel grensvlakken?

5. Benoem het grondvlak (met letters).

6. Benoem een ribbe die in werkelijkheid even groot is als ribbe BT.

Aanzichten

Je hebt verschillende aanzichten:

- Vooraanzicht

- Zijaanzicht

- Bovenaanzicht

Oefenen

Aanzichten

Om duidelijk te maken hoe een bouwsel eruit ziet, maken we gebruik van nummers in de aanzichten.

Als je in een bovenaanzicht aangeeft hoeveel kubusjes er op elkaar staan, dan weet je ook precies hoe het kubusbouwsel eruit ziet.

Voorbeeld

Huiswerk

Maak: 1.3

Leerdoelen 1.4

- je leert hoe je met kijklijnen werkt.

Kijklijnen

Voorbeeld

Kan Tim de boom zien?

Kijklijnen

De lijn waarlangs je kijkt, noem je een kijklijn.

Om vast te stellen of iemand een voorwerp kan zien, trek je in een plattegrond een lijn van die persoon naar het voorwerp.

Voorbeeld

Kan Tim de boom zien?

Kijklijnen

De lijn waarlangs je kijkt, noem je een kijklijn. 

Om vast te stellen of iemand een voorwerp kan zien, trek je in een plattegrond een lijn van die persoon naar het voorwerp.

Oefenen

Hoeveel kippen ziet Tim?

Huiswerk

Leerdoelen 1.5

- Je leert hoe je bij een foto of tekening uitzoekt waar de maker stond.

Stappenplan

1. Zoek op de foto twee voorwerpen die op een kijklijn liggen. Teken deze kijklijn in je bovenaanzicht.

2. Herhaal stap 1 (twee andere voorwerpen)

3. Het snijpunt van deze twee kijklijnen is de plaats waar de maker stond.

Huiswerk

maak: 1.5

Leerdoelen Oefentoets

- Je leert hoe je een toets maakt.

- Je leert hoe je op een toets de antwoorden op schrijft.

- Je leert waar je staat. (of je meer moet leren voor wiskunde of op een andere manier moet leren).

Oefentoets

1. Je bent volledig stil, geen overleg.

2. Zelfstandig maken, geen hulp van docent, klasgenoten of boek.

3. Niet op de toets schrijven, gebruik het ruitjespapier.

4. Schrijf duidelijk en leesbaar.

5. Controleer je werk als je klaar bent.

Tafels natuurlijk uit elkaar. 

Je hebt 20 minuten de tijd. Dyslecten 25 minuten.

Klaar? Lever je oefentoets in bij docent. Pak daarna je boek en maak 2.1.