Grammatik Kapitel 4

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Du... (dürfen)
A
darf
B
darfst
C
dürfen
D
darft

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

dürfen
A
durven
B
mogen
C
laten zien
D
komen

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wir....(dürfen)
A
darf
B
darfst
C
dürfen
D
dürft

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

er....(dürfen)
A
darf
B
darfst
C
dürft
D
dürfen

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Saskia....(dürfen)
A
darf
B
darfst
C
dürfen
D
dürft

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ihr....(können)
A
kann
B
kannst
C
können
D
könnt

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

können
A
willen (wens)
B
moeten (kan niet anders)
C
moeten (van iemand anders)
D
kunnen

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sie (können) ..... alles.

A
kann
B
kannst
C
können
D
könnt

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

können - du ....
A
kannst
B
könnt
C
könnst
D
kennst

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wir (können) ..... alles.

A
kann
B
kannst
C
können
D
könnt

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

ik kan (können)
A
ich kan
B
ich kann
C
ich könne
D
ich könnst

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jullie mogen
A
Ihr könnt
B
Ihr dürft
C
Ihr müsst
D
Sie dürfen

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

mögen: er ...
A
mögt
B
mag
C
mögst
D
magt

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

mögen (du)
A
möchst
B
magtst
C
magst
D
mögen

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ihr ...... [mögen]
A
mögt
B
mögen
C
mogt
D
mogen

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voltooid deelwoord van wohnen
A
gewohnen
B
gewohnt
C
gewohnd
D
gewoohnen

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

voltooid deelwoord van streicheln:
A
gestreichelt
B
gestreichet

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voltooid deelwoord van 'kaufen'?
A
gekaufen
B
gekauft
C
gekauftet
D
gekaufd

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voltooid deelwoord van 'machen'
A
gemacht
B
gemachen
C
gemachst
D
macht

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

voltooid deelwoord van spielen?
A
gespielt
B
gespielen
C
gespielte
D
gespielen

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het voltooid deelwoord van sein is:
A
gewest
B
gewezen
C
gewesen
D
geworden

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het voltooid deelwoord van haben is
A
gehabt
B
gehaben
C
gehast
D
gehabd

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ich habe _______ Juni Geburstag
A
im
B
am
C
um

Slide 27 - Quizvraag

het gaat om een maand (Juni) dus 'im'

________ Winter ist es kalt
A
im
B
am
C
um

Slide 28 - Quizvraag

Het is 'im'omdat het om een seizoen, de winter, gaat
Ich spiele ________ Freitag Fußball.
A
im
B
um
C
am

Slide 29 - Quizvraag

Het is 'am' omdat het om een dag (Freitag) gaat.
_______ Mitternacht schlafe ich
A
im
B
am
C
um

Slide 30 - Quizvraag

kloktijd ( Mitternacht) dus 'um'
Die Prüfung ist morgen _____ neun Uhr
A
im
B
um
C
am

Slide 31 - Quizvraag

'um' want het is om negen uur, het gaat om een kloktijd.
Es ist warm ______________ Sommer
A
um
B
im
C
am

Slide 32 - Quizvraag

'im" want het is een seizoen (Sommer)

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kies het goede dagdeel

11 Uhr
A
am Morgen
B
am Vormittag

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies het goede dagdeel.

22.15 Uhr
A
abends
B
nachts

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ich stehe um 05.45 auf.
A
In der Nacht
B
am Morgen
C
am Vormittag

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ich esse um 12.30 lunch.
A
am Vormittag
B
am Nachmittag
C
am Mittag
D
am Abend

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ich gehe um 08.30 arbeiten.
A
am Vormittag
B
am Mittag
C
in der Nacht
D
am Morgen

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies