In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
3.2 Tel uit je winst
Slide 1 - Tekstslide
Planning
Terugblik vorige les
Uitleg 3.2
Slide 2 - Tekstslide
Bijna alle bedrijven hebben een website om hun producten te verkopen. Welk marketingbeleid word hier toegepast?
A
Prijs
B
Product
C
Personeel
D
Plaats
Slide 3 - Quizvraag
Prijs
Product
Plaats
Promotie
Elke week zijn er andere aanbiedingen
iPhone heeft verschillende types uitgebracht
op de radio is een reclame te horen
Pietje verkoopt ijs in het park
Slide 4 - Sleepvraag
Aan het eind van deze paragraaf kun je:
uitleggen wat verkoopopbrengst / omzet is.
uitleggen hoe je de je de brutowinst berekent.
uitleggen wat bedrijfskosten zijn.
uitleggen hoe je de nettowinst of nettoverlies uitrekent.
rekenen met omzet, inkoopwaarde, brutowinst, nettowinst of nettoverlies.
Wat gaan we leren?
Slide 5 - Tekstslide
SUUUUUPPPPEEEERRRRR BELANGRIJK RIJTJE
Omzet
inkoopwaarde -
brutowinst
bedrijfskosten -
nettowinst
Slide 6 - Tekstslide
Afzet is het aantal verkochte producten in een bepaalde periode.
Afzet
Slide 7 - Tekstslide
Vandaag te koop lolly's voor € 0,50 per stuk!
Vraag1: Stel ik verkoop alle lolly's die ik heb ingekocht. Wat is dan mijn afzet?
120 lolly's worden verkocht
Wat is de afzet?
AANBIEDING
Slide 8 - Tekstslide
Omzet is de de opbrengst in een bepaalde periode. Met andere woorden: hoeveel heeft het verkopen opgeleverd?
Omzet noemen we ook wel opbrengst.
Hoe reken je dat uit? Omzet = Afzet x verkoopprijs OF de omzet is al gegeven
Omzet
Slide 9 - Tekstslide
Vandaag te koop lolly's voor € 0,50 per stuk!
Vraag2: Stel ik verkoop alle 120 lolly's in de kantine. Wat is dan mijn omzet / opbrengst?
Antwoord: 120 lolly's x € 0,50 = € 60,-
AANBIEDING
Slide 10 - Tekstslide
Inkoopwaarde is de totale inkoopprijs van de verkochte producten.
Hoe reken je dat uit? Inkoopwaarde = Afzet x inkoopprijs per stuk OF inkoopwaarde is al gegeven
Inkoopwaarde
Slide 11 - Tekstslide
De lolly's zijn ingekocht voor €0,125 per stuk.
Vraag2: Stel ik verkoop alle 120 lolly's in de kantine. Wat is dan de totale inkoopwaarde?
Antwoord: 120 lolly's x € 0,125 = € 15,-
AANBIEDING
Slide 12 - Tekstslide
De brutowinst is het verschil tussen de omzet (Hoeveel geld heb ik in totaal gekregen voor de verkoop?) en de inkoopwaarde (Hoeveel heeft het mij gekost om de producten te kopen?)
Hoe reken je dat uit? Omzet - inkoopwaarde = brutowinst
Antwoord: De brutowinst is: € 60,- - € 15,- = € 45,-.
AANBIEDING
Slide 14 - Tekstslide
Bedrijfskosten zijn alle kosten die een bedrijf heeft naast de kosten van de inkoop.
Voorbeelden zijn: personeel, administratiekosten, huur van een pand, elektriciteit, verzekeringen, abonnement voor het pinapparaat etc.).
Hoe reken je dat uit?
Alle bedrijfskosten bij elkaar optellen.
Bedrijfskosten
Slide 15 - Tekstslide
Stel ik heb jou gevraagd om mij een uur lang te gaan helpen met verkopen. Je krijgt daarvoor € 10,-. Ook heb ik posters gemaakt om de verkoop van de lolly's te promoten. Dit kostte € 5,-.
Vraag: Wat zijn dan mijn totale bedrijfskosten?
Antwoord: De totale bedrijfskosten zijn: € 10,- + € 5,- = € 15,-. .
Het bedrijf (de verkoop van lolly's) heeft ons € 30,- aan nettowinst opgeleverd. Daarmee kunnen we doen wat we willen.
AANBIEDING
Slide 20 - Tekstslide
Gatentekst
De 1) _______ is de totale opbrengst van de verkochte producten of diensten. Daarnaast heeft een bedrijf te maken met de 2) _______. Dat zijn totale kosten zijn voor de ingekochte producten of materialen om de producten te kunnen maken. Het verschil tussen de omzet en de inkoopwaarde is de 3) _______. Echter zijn er ook andere kosten waar een bedrijf mee te maken heeft, zoals huur van het pand, salarissen van werknemers en marketingkosten. Dit worden ook wel 4) _______ genoemd. Als we de bedrijfskosten van de brutowinst afhalen blijft de 5) _______ over. Het is voor een bedrijf belangrijk om te weten hoeveel nettowinst het maakt. Dit gebruikt de eigenaar uiteindelijk om te leven, om te investeren in de groei van het bedrijf en om tekorten van andere perioden op te vangen.
Vul in in de tekst!
Brutowinst
Omzet
Nettowinst
Bedrijfskosten
Inkoopwaarde
Slide 21 - Tekstslide
Gatentekst
De OMZET is de totale opbrengst van de verkochte producten of diensten. Daarnaast heeft een bedrijf te maken met de INKOOPWAARDE. Dat zijn totale kosten zijn voor de ingekochte producten of materialen om de producten te kunnen maken. Het verschil tussen de omzet en de inkoopwaarde is de BRUTOWINST. Echter zijn er ook andere kosten waar een bedrijf mee te maken heeft, zoals huur van het pand, salarissen van werknemers en marketingkosten. Dit worden ook wel BEDRIJFSKOSTENgenoemd. Als we de bedrijfskosten van de brutowinst afhalen blijft de NETTOWINST over. Het is voor een bedrijf belangrijk om te weten hoeveel nettowinst het maakt. Dit gebruikt de eigenaar uiteindelijk om te leven, om te investeren in de groei van het bedrijf en om tekorten van andere perioden op te vangen.
Slide 22 - Tekstslide
OPDRACHTEN
Ga aan de slag met het huiswerk. Dat zijn opgave 6 t/m 13 op bladzijde 78 en 79.
Alles wat je hier doet, hoef je thuis minder te doen!
Iedereen is STIL, dus ook Charieta!!!!!!
timer
15:00
Slide 23 - Tekstslide
Aan het eind van deze paragraaf kun je:
uitleggen wat verkoopopbrengst / omzet is.
uitleggen hoe je de je de brutowinst berekent.
uitleggen wat bedrijfskosten zijn.
uitleggen hoe je de nettowinst of nettoverlies uitrekent.
rekenen met omzet, inkoopwaarde, brutowinst, nettowinst of nettoverlies.