M4 Past Simple vs Past Continuous

Past Simple
or
Past Continuous
Ga naar lessonup.app en voer de leerling PIN code in
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Past Simple
or
Past Continuous
Ga naar lessonup.app en voer de leerling PIN code in

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de
Past Simple?
A
Als iets in het verleden aan de gang was
B
Als iets nog moet gebeuren
C
Als iets regelmatig gebeurd
D
Als iets voorbij is

Slide 2 - Quizvraag

Wanneer gebruik je de
Past Continous?
A
Als iets aan de gang is
B
Als iets in het verleden aan de gang was
C
Als iets regelmatig gebeurd
D
Als iets voorbij is

Slide 3 - Quizvraag

In de past simple gebruik je het werkwoord in de verleden tijd (zoals "played" of "worked")
Bij de past continuous  gebruik je  was/were + werkwoord + -ing  (zoals "was playing" of "were working").

Slide 4 - Tekstslide

Past Simple
Past Continuous
I was going to school.
That play was really good.
He played for his old school.
I never worked on Sundays.
He went to school.
They were running away!
You were going to fast.
I was writing a letter.

Slide 5 - Sleepvraag

While I ___ (watch) TV, the phone ___ (ring).
A
watched - rang
B
was watching - was ringing
C
watched - was ringing
D
was watching - rang

Slide 6 - Quizvraag

They ___ (go) to the park when it suddenly ___ (start) to rain.
A
were going - started
B
went - started
C
were going - was starting
D
went - was starting

Slide 7 - Quizvraag

I ___ (see) him when I ___ (walk) to school.
A
was seeing - walked
B
saw - walked
C
was seeing - was walking
D
saw - was walking

Slide 8 - Quizvraag

She ___ (read) a book when her mother ___ (call) her.
A
was reading - was calling
B
read - was calling
C
was reading - called
D
read - was calling

Slide 9 - Quizvraag

We ___ (play) tennis when it ___ (begin) to rain.

Slide 10 - Open vraag

When you ___ (arrive) at the party, who ___ (dance)?

Slide 11 - Open vraag

Yesterday, while I ___ (drive) to work, I ___ (see) an accident.

Slide 12 - Open vraag

She ___ (study) when her friend ___ (knock) on the door.

Slide 13 - Open vraag

when vs while
Staat er in de zin when, dan komt daarna de past simple.
She was walking when it started raining.

Staat er in de zin while, dan komt daarna de past continuous.
She was working, while her mother was cooking.

Slide 14 - Tekstslide

Maak deze zin af:
I was sleeping when ______________

Slide 15 - Open vraag

Maak deze zin af:
She was cooking while ______________.

Slide 16 - Open vraag