module 4 hoofdstuk 4.1 en 4,2

Nog te betalen belastinggeld is onderdeel van het
A
eigen vermogen op de balans
B
eigen vermogen op de resultatenrekening
C
vreemd vermogen op de balans
D
vreemd vermogen op de resultatenrekening
1 / 26
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Nog te betalen belastinggeld is onderdeel van het
A
eigen vermogen op de balans
B
eigen vermogen op de resultatenrekening
C
vreemd vermogen op de balans
D
vreemd vermogen op de resultatenrekening

Slide 1 - Quizvraag

Jensen keert jaarlijks dividend uit, tenzij de winst op de ? te laag uitvalt.
A
resultatenrekening
B
balans

Slide 2 - Quizvraag

De afschrijvingskosten op de resultatenrekening zijn een goed voorbeeld van ‘ruilen over de tijd’. De afschrijvingskosten worden op het moment van afschrijven ? door het bedrijf als uitgave betaald.
A
wel
B
niet

Slide 3 - Quizvraag

Een transportauto is onderdeel van de
A
vlottende activa op de balans
B
vlottende activa op de resultatenrekening
C
vaste activa op de balans
D
vaste activa op de resultatenrekening

Slide 4 - Quizvraag

Lesdoelen
Weten wat een staatsobligatie is, doel overheidsinvesteringen kennen, verschil begrotingstekort en financieringstekort kennen, Verschil rijksbegroting en miljoennennota kennen, verschil structurele en incidentele uitgaven,  weten wat het groei en stabiliteitspact inhoudt. 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

uitgaven overheid
Structurele uitgaven = komen elk jaar terug bv. zorg en onderwijs.
Incidentele uitgaven = komen af en toe voor bv. aanleg snelweg.
Staatsschuld = schuld van de overheid. 

Slide 11 - Tekstslide

Stabiliteitspact
Stabiliteitspact:
Afspraken om aan de euro mee te mogen doen (EMU = Economische Monetaire Unie) 
  • Laag begrotingstekort. Max 3% van BBP  
  • Kleine staatsschuld. Max 60% van BBP  
Doel: dit alles om de waarde van de euro stabiel te houden.

Slide 12 - Tekstslide

Financieringstekort
inkomsten - uitgaven = begrotingstekort
 - aflossings op de  staatsschuld= financieringstekort
Het Financieringstekort is hetzelfde bedrag als de toename van de staatsschuld.

Slide 13 - Tekstslide

Uitgaven (exclusief aflossingen) - inkomsten van de overheid zijn negatief. Hoe noem je dit bedrag?
A
staatsschuld
B
begrotingstekort
C
financieringstekort
D
EMU-schuld

Slide 14 - Quizvraag

Een staatsobligatie is een
A
eigendomspapier
B
schuldpapier

Slide 15 - Quizvraag

Door investeringen in het onderwijs gaat de arbeidsproductiviteit
A
omhoog
B
omlaag
C
ongewijzigd

Slide 16 - Quizvraag

Welke belegging is het minst risicovol?
A
Staatsobligatie
B
Aandeel
C
Bedrijfsobligatie
D
Opties

Slide 17 - Quizvraag

Door een stijging van de arbeidsproductiviteit..
A
nemen kosten af waardoor de prijs kan dalen
B
nemen kosten toe waardoor de prijs stijgt
C
nemen kosten toe waardoor de prijs daalt
D
nemen kosten toe waardoor de prijs kan dalen

Slide 18 - Quizvraag

In het stabiliteits en groeipact is afgesproken dat het financieringstekort … mag zijn.
A
2%
B
5%
C
4%
D
3%

Slide 19 - Quizvraag

In het stabiliteits en groeipact is afgesproken dat de staatsschuld … van het bbp mag zijn.
A
150%
B
60%
C
90%
D
200%

Slide 20 - Quizvraag

Voorbeeld van een structurele uitgave van de overheid is:
A
aanleg snelweg
B
extra uitgaven wegens corona
C
betalen van lonen aan ambtenaren

Slide 21 - Quizvraag

Lesdoelen
Weten wat een staatsobligatie is, doel overheidsinvesteringen kennen, verschil begrotingstekort en financieringstekort kennen, Verschil rijksbegroting en miljoennennota kennen, verschil structurele en incidentele uitgaven,  weten wat het groei en stabiliteitspact inhoudt. 

Slide 22 - Tekstslide

In welke mate is het lesdoel behaald?
A
20%
B
40%
C
60%
D
80%

Slide 23 - Quizvraag

Zijn er nog vragen en/of onduidelijkheden?

Slide 24 - Open vraag

Huiswerk
Digitaal maken hoofdstuk 4 module 4 vraag 1 t/m 11.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video