In 1795 kwamen de slaven op Curaçao in opstand. De Nederlandse missionaris Jacobus Schinck vroeg aan het Nederlandse bestuur of hij mocht bemiddelen. Hij sprak met Tula, de leider van de opstand, en bracht verslag uit aan het Nederlandse bestuur. In dit verslag schreef hij wat Tula onder meer tegen hem had gezegd.
Wij zijn al te zeer mishandeld. Wij willen niemand kwaad doen, maar zoeken onze vrijheid. De Franse negers hebben hun vrijheid gekregen, Holland is ingenomen door de Fransen, en dus moeten wij ook hier vrij zijn.