Toets Thema 6 Ecologie en duurzaamheid HAVO MAX

thema 6
Ecologie en Duurzaamheid
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

thema 6
Ecologie en Duurzaamheid

Slide 1 - Tekstslide

Een regenbui is een abiotische factor.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quizvraag

Parasitisme is een vorm van symbiose.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quizvraag


In natuurgebied de Weerribben in Noord-Nederland worden otters uitgezet. Dit is een voorbeeld van herintroductie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag


Tussen populaties van verschillende soorten vindt vaak veel concurrentie plaats.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag


Niet méér stoffen uit het milieu halen dan het milieu kan aanvullen is een vorm van duurzaam gebruik van het milieu.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag


De gemiddelde voetafdruk van mensen in Nederland is groter dan de aarde aankan.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Alle biotische factoren in een ecosysteem noem je de biotoop.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag


Regenwormen en duizendpoten zijn reducenten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Welk organisme in afbeelding 3 is een consument van de
tweede orde?
A
De paardenbloem.
B
De wezel.
C
Het konijn.

Slide 10 - Quizvraag


A
Commensalisme.
B
Mutualisme.
C
Parasitisme.

Slide 11 - Quizvraag


Hoe wordt het deel van de aarde (en de lucht eromheen) waar leven mogelijk is genoemd?
A
Biosfeer.
B
Biotoop.
C
Bioom.
D
Levensgemeenschap.

Slide 12 - Quizvraag


Waarom is een biobrandstof een koolstofdioxide-neutrale brandstof, en fossiele brandstof niet?
A
Biobrandstof is ontstaan uit producten van de fotosynthese en fossiele brandstof niet.
B
Biobrandstof levert bij verbranding geen koolstofdioxide op en fossiele brandstof wel.
C
Biobrandstof zorgt niet voor een extra hoeveelheid koolstofdioxide in de lucht en fossiele brandstof wel.

Slide 13 - Quizvraag

Bekijk afbeelding 3.

Welke letter in het voedselweb in afbeelding 3
geeft een consument van de eerste
orde aan?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 14 - Quizvraag


De overheid wil de bouw van moderne windmolenparken bevorderen. De windmolens in die parken wekken elektriciteit op.

Wat wil de overheid vooral bereiken door het stimuleren van de windmolenparken?
A
Vermindering van de concentratie koolstofdioxide in de lucht.
B
Vermindering van het aantal afvalbergen in Nederland.
C
Vermindering van het energiegebruik in Nederland.

Slide 15 - Quizvraag

Steenkool hoort bij de fossiele brandstoffen.
Wat wordt bedoeld met fossiele brandstoffen?

Slide 16 - Open vraag

De impala leeft in Afrika in gebieden met grasland en acaciabomen.
Impala’s leven in groepen die bestaan uit een mannetje met vrouwtjes en jongen. Ze eten planten, zoals bladeren van acacia’s en gras. Ze moeten voortdurend opletten omdat ze een prooi zijn voor bijvoorbeeld leeuwen en luipaarden.

Schrijf een voedselketen op met drie organismen die in de tekst worden genoemd.



Slide 17 - Open vraag


Hoe heet een relatie tussen individuen van verschillende soorten waarbij het ene individu voordeel heeft en het andere nadeel?

Slide 18 - Open vraag

Op een stuk grasland komt de volgende voedselketen voor:
gras > krekel > vogel
Er wordt een gifstof over het land gespoten. Hierdoor sterven de krekels uit.

Wat gebeurt er met de hoeveelheid gras?
Leg je antwoord uit.

Slide 19 - Open vraag


De mens is van het milieu afhankelijk, onder andere doordat het milieu grondstoffen en zuurstof levert.
Noem nog twee andere manieren waarop de mens afhankelijk is van het milieu.

Slide 20 - Open vraag



Wat is accumulatie?

Slide 21 - Open vraag



Bekijk beide afbeeldingen.

Tot welke cirkel behoort bamboe?

A
cirkel P
B
cirkel Q
C
cirkel R

Slide 22 - Quizvraag


Bekijk de afbeelding.

Bij welke pijl(en) is er sprake van fotosynthese?
A
pijl 1, 2, 3, 6
B
pijl 1, 2, 6
C
pijl 1, 2
D
pijl 3

Slide 23 - Quizvraag


Bekijk de afbeelding.

Bij welke pijl(en) is er sprake van verbranding?
A
pijl 1, 2, 3, 6
B
pijl 1, 2, 6
C
pijl 1, 2
D
pijl 3

Slide 24 - Quizvraag

Een Surinaamse klas is op excursie naar een zoetwaterplas. De leerlingen kijken wat er allemaal leeft in de plas en wie van wie leeft. In afbeelding 2 zijn enkele voedselrelaties schematisch weergegeven.


Drie schakels zijn in afbeelding 2 niet ingevuld.
Welke van de volgende dieren kan in schakel 3 thuishoren?

A
Een garnaal.
B
Een kaaimankrokodil.
C
Een waterkever.

Slide 25 - Quizvraag

Een Surinaamse klas is op excursie naar een zoetwaterplas. De leerlingen kijken wat er allemaal leeft in de plas en wie van wie leeft. In afbeelding 2 zijn enkele voedselrelaties schematisch weergegeven.


Kikkervisjes eten alleen de organismen die in schakel 1 thuishoren.
Tot welke groep horen kikkervisjes?
A
Tot de alleseters.
B
Tot de planteneters.
C
Tot de vleeseters.

Slide 26 - Quizvraag

In afbeelding 2 zijn enkele voedselrelaties schematisch weergegeven.


Volgens Edsilia zijn wilde doka’s consumenten van de eerste orde.
Volgens Ronny kunnen de pakro’s vleeseters zijn.

Wie heeft, of wie hebben gelijk?
A
Alleen Edsilia.
B
Alleen Ronny.
C
Geen van beiden.
D
Zowel Edsilia als Ronny.

Slide 27 - Quizvraag

Noteer een abiotische en een biotische factor uit de tekst

Slide 28 - Open vraag

Geef een verklaring voor de toenamen van het aantal reigers is de periode van 1980 tot 1990.

Slide 29 - Open vraag


Niveas van ecologie, zet ze in de juiste volgorde van klein naar groot
individu
populatie
levensgemeenschap
biotoop
ecosysteem

Slide 30 - Sleepvraag

Beide soorten hebben voordeel van de symbiose
Eén soort heeft een voordeel en de ander heeft geen nadeel
Eén soort heeft een nadeel, en de ander heeft een voordeel
Commensalisme
Parasitisme
Mutualisme

Slide 31 - Sleepvraag

Duurzame energie.
Fossiele brandstoffen.

Slide 32 - Sleepvraag

Vervuiling
Aantasting
Uitputting

Slide 33 - Sleepvraag

In de tekst worden verschillende organismen genoemd die deel uitmaken van een voedselweb. Dit voedselweb bestaat uit een aantal voedselketens.

Schrijf een voedselketen op met drie organismen die in de tekst worden genoemd.

Slide 34 - Open vraag