1. Voornaamwoorden met 'every-' zijn meervoud, maar krijgen een werkwoord in het enkelvoud.
Voorbeeld: Everybody goes to the concert.
2. Als we terugverwijzen naar 'everyone' of 'everybody' gebruiken we 'their' of 'they'.
Voorbeeld: Everybody is studying for their exams.
3. Na een voornaamwoord met 'no-' krijg je GEEN ontkenning.
Voorbeeld: Nobody lives in that house.