In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Quizvragen
Er volgen nu een aantal quizvragen over week 1.
Let op: je hebt beperkt de tijd om elke quizvraag te beantwoorden
Slide 3 - Tekstslide
Wat bedoelen we met perfusie?
A
verversing van lucht in de longblaasjes door inademen
B
de bloeddoorstroming in de longen
C
Uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide tussen de longblaasjes en de bloedvaten
D
een vorm van passief celtransport
Slide 4 - Quizvraag
Wat is een ander woord voor kortademigheid?
A
stridor
B
dyspneu
C
apneu
D
tachypneu
Slide 5 - Quizvraag
Wanneer spreken we van tachypneu?
A
Bij meer dan 12 ademhalingen per minuut
B
Bij minder dan 12 ademhalingen per minuut
C
Bij meer dan 20 ademhalingen per minuut
D
Bij minder dan 20 ademhalingen per minuut
Slide 6 - Quizvraag
Wat is hyperventilatie?
A
Een versnelde en diepe ademhaling
B
Een langzame en diepe ademhaling
C
Een versnelde en oppervlakkige ademhaling
D
Een langzame en oppervlakkige ademhaling
Slide 7 - Quizvraag
Wat kan je meten met een spirometrie?
A
De hoeveelheid lucht die iemand in 1 sec uitblaast
B
De hoeveelheid longblaasje die iemand heeft
C
De hoeveelheid lucht die iemand in 1 sec inademt
D
De hoeveelheid longblaasje die kapot zijn.
Slide 8 - Quizvraag
Wat is hemoptoë?
A
ophoesten van dun slijm
B
ophoesten van gal
C
ophoesten van dik slijm
D
ophoesten van bloed
Slide 9 - Quizvraag
Wat is een Cheyne-Stokes ademhaling?
A
een ademstilstand
B
een snelle en diepe ademhaling als gevolg van emoties, spanningen
C
een verdiepte en versnelde ademhaling als gevolg van verzuring van het bloed
D
een onregelmatige ademhaling met pauzes
Slide 10 - Quizvraag
Een zorgvrager heeft geprikkelde luchtwegen door bijv een ontsteking. Maar bij het hoesten komt er weinig slijm vrij. Hoe noem je deze hoest
A
kriebelhoest
B
productieve hoest
C
slijmhoest
D
niet-productieve hoest
Slide 11 - Quizvraag
Slijmhoest
Kriebelhoest
hemoptoe
Welke oorzaken horen waarbij?
verkoudheid/luchtweginfectie, chronische longziekten (bijv COPD), allergie in de luchtwegen, roken of vapen en luchtverontreiniging
verkoudheid/luchtweginfectie, prikkelende stoffen als rook of damp, allergie in de luchtwegen, sommige medicijenn, roken of vapen.
ernstige pneumonie, longcarcinoom, tuberculose, schade na ontstekingen, longembolie, longoedeem
Slide 12 - Sleepvraag
Wat is een pneumothorax?
A
een longontsteking
B
een klaplong
C
benauwdheid
D
een hoorbare oppervlakkige ademhaling
Slide 13 - Quizvraag
Wat wordt er gedaan bij een sputumkweek?
A
er wordt een stukje longweefsel (biopt) onderzocht
B
er wordt opgehoest slijm onderzocht
C
de longinhoud wordt gemeten
D
er wordt bloed onderzocht
Slide 14 - Quizvraag
Wat is cyanose?
A
een ontsteking in de onderste luchtwegen
B
een ingeklapte long
C
blauwverkleuring door zuurstoftekort
D
een snelle, diepe ademhaling zonder adempauzes
Slide 15 - Quizvraag
Leerdoelen
Hoofdleerdoel
De student kent de basispathologie rondom het bewegingsstelsel.
Subleerdoelen
De student kan:
1. De volgende begrippen uitleggen en de verschillen benoemen van een:
o Distorsie
o Luxatie
o Spierruptuur
o Contusie
o Fractuur
2. Benoemen wat de kenmerkende symptomen zijn van een fractuur
3. Benoemen waar de behandeling van bewegingsletsel zich op richt.
Leerdoelen week 2
Slide 16 - Tekstslide
timer
1:30
Wat weet je al over bewegingsletsel?
Slide 17 - Woordweb
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
timer
1:00
Wat weet je nu over DISTORSIE? Denk ook aan behandeling
Slide 23 - Woordweb
Slide 24 - Tekstslide
timer
1:00
Wat weet je nu over LUXATIE? Denk ook aan behandeling
Slide 25 - Woordweb
Slide 26 - Tekstslide
timer
1:00
Wat weet je over RUPTUUR Denk ook aan behandeling
Slide 27 - Woordweb
Slide 28 - Tekstslide
timer
1:00
Wat weet je over CONTUSIE Denk ook aan behandeling
Slide 29 - Woordweb
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
timer
1:30
Wat weet je nu over een FRACTUUR? Denk aan kenmerkende symptomen, type fracturen, behandelingen..
Slide 33 - Woordweb
Distorsie
Luxatie
Ruptuur
Contusie
Fractuur
Distorsie
Luxatie
Ruptuur
Contusie
Fractuur
Slide 34 - Sleepvraag
Slide 35 - Tekstslide
Quizvragen
Er volgen nu een aantal quizvragen over de lesstof van deze week.
Let op: je hebt beperkt de tijd om elke quizvraag te beantwoorden
Slide 36 - Tekstslide
Wat is een ander woord voor verzwikking?
A
Distorsie
B
Contusie
C
Ruptuur
D
Luxatie
Slide 37 - Quizvraag
Welk ontstekingsverschijnsel bedoelen we met de term “dolor”?
A
Warmte
B
Zwelling
C
Pijn
D
Roodheid
Slide 38 - Quizvraag
Waarvoor staat de C in de RICE methode?
A
Compressie
B
Contusie
C
Complicatie
D
Combinatie
Slide 39 - Quizvraag
Welk kenmerk hoort bij een gecompliceerde fractuur?
A
Er is sprake van twee breuken in één botstuk
B
Het botstuk is helemaal verbrijzeld
C
Het botstuk geneest niet goed
D
Het botstuk steekt door de huid heen naar buiten
Slide 40 - Quizvraag
Wat is repositie?
A
Hoog houden van het aangedane lichaamsdeel
B
Verzwikken van een gewricht
C
Vastzetten van een botstuk
D
Terugzetten van een botstuk op zijn oorspronkelijke plaats
Slide 41 - Quizvraag
Wat is een contusio cerebri?
A
Een kneuzing van de hersenen
B
Een kneuzing van een nekwervel
C
Een kneuzing van de nier
D
Een kneuzing van de enkel
Slide 42 - Quizvraag
Stelling: Je spreekt van een fractuur wanneer de continuïteit van 1 of meerdere botten is verbroken.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 43 - Quizvraag
Stelling: Je kunt botbreuken in twee verschillende categorieën indelen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 44 - Quizvraag
Slide 45 - Tekstslide
Slide 46 - Tekstslide
Afsluiting
Doen na de les:
opdrachten verder afmaken (indien deze nog niet af zijn)
uitwerken leerdoelen week 2 uit de LOEP met behulp van je aantekeningen en de module Pathologie - Letsels van het bewegingsapparaat en Pathologie - Fracturen