In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Open je boek alvast op blz. 36 - 37.
Log alvast in op LessonUp!
§5Inleiding en slot
Voordat we beginnen:
timer
2:00
Slide 1 - Tekstslide
Planning
Uitleg werkwoordspelling
Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 1 - Meer dan lezen
1.Lesdoelen
2. Herhalingsvragen paragraaf 4.
3. Uitleg: inleiding en slot
4. Samen oefenen
5. Zelfstandig aan het werk
6. Lesdoelen checken
7. Afsluiting
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Je kunt de kernzin van een alinea vinden.
Je kunt kenmerken van een inleiding en slot benoemen.
Je kunt de kenmerken van een inleiding en slot herkennen in een tekst.
Lesdoelen
Slide 4 - Tekstslide
Er volgen nu wat herhalingsvragen
Slide 5 - Tekstslide
Alinea's en kernzinnen
Teksten zijn verdeeld in alinea's. Een alinea bestaat uit een aantal zinnen dat bij elkaar hoort, omdat ze over hetzelfde deelonderwerp gaan.
De belangrijkste informatie uit een alinea staat in de kernzin. Dat is meestal de eerste zin en soms de laatste. In de rest van de alinea staat dan vaak meer informatie of voorbeelden.
Slide 6 - Tekstslide
Voorbeeld
Er zijn in Nederland verschillende nieuwsmedia voor jongeren. Iedereen kent het NOS Jeugdjournaal, dat al ruim 35 jaar goed en slecht nieuws in de huiskamer brengt voor kinderen tussen grofweg 9 en 13 jaar oud. Daarnaast is er sinds 2003 het nieuwsweekblad Kidsweek, voor 7- tot 12-jarigen. In 2009 kwam daar 7Days bij (12-18 jaar).
In de zinnen na de kernzin worden voorbeelden genoemd.
Slide 7 - Tekstslide
Hoe noem je de zin waarin de belangrijkste informatie van de alinea staat?
Slide 8 - Open vraag
Waar staat de kernzin?
A
Het is altijd de eerste zin van een alinea
B
Het is altijd de laatste zin van een alinea
C
Het is vaak de eerste zin van een alinea, maar kan ook de middelste of laatste zin zijn.
D
Het is altijd de eerste of laatste zin van een alinea, de kernzin staat nooit in het midden.
Slide 9 - Quizvraag
Wat staat er in de zinnen voor of na de kernzin?
A
een nadere uitleg of voorbeelden
B
belangrijkere informatie
C
alleen voorbeelden
D
een alinea bestaat alleen maar uit een kernzin.
Slide 10 - Quizvraag
Inleiding en slot
Cursus 1, §5. Bladzijde 36-37.
Slide 11 - Tekstslide
De indeling van een tekst
Om een tekst te begrijpen, is het handig om te weten hoe een tekst in elkaar zit. Een goede tekst bestaat (meestal) uit
drie delen.
- Een inleiding;
- een middenstuk;
- een slot.
Slide 12 - Tekstslide
is het eerste deel van een tekst
Een inleiding heeft twee functies:
De lezer nieuwsgierig maken naar de rest van de tekst; vaak gebeurt dat met een voorbeeld of een bijzondere vorm daarvan: een anekdote, een meestal grappig (waargebeurd) verhaaltje;
duidelijk maken wat het onderwerp van de tekst is; er worden bijvoorbeeld één of meer vragen gesteld, die verderop in de tekst beantwoord worden.
De inleiding
Slide 13 - Tekstslide
In het middenstuk staat de meeste informatie over het onderwerp. Dit tekstgedeelte bestaat vaak uit meerdere alinea's (losse stukjes tekst). Elke alinea behandelt een ander deel van het onderwerp (deelonderwerp).
Het middenstuk
is het grootste gedeelte van de tekst
Slide 14 - Tekstslide
Het laatste deel van een tekst is het slot. Ook dit kan uit één of meer alinea’s bestaan. In een slot vind je meestal een conclusie (de hoofdgedachte), vaak herkenbaar aan signaalwoorden als dus en daarom of een korte samenvatting, vaak herkenbaar aan signaalwoorden als kortom en al met al.
Daarnaast vind je soms een aanbeveling (een advies),
een aansluiting bij de inleiding, zodat het verhaal mooi ‘rond’ is of een toekomstverwachting.
Het slot
is het laatste stuk van de tekst
Slide 15 - Tekstslide
Inleiding
Middenstuk
Slot
Dit tekstgedeelte is het grootste deel van een tekst.
In dit deel van de tekst wordt de lezer nieuwsgierig gemaakt naar de rest van de tekst.
Dit is het laatste tekstdeel van een tekst.
In dit deel van de tekst wordt duidelijk gemaakt waar de tekst over gaat.
In dit tekstgedeelte vind je bijvoorbeeld een conclusie of een korte samenvatting.
In dit tekstgedeelte worden deelonderwerpen behandeld.
Slide 16 - Sleepvraag
ZELFSTANDIG WERKEN
Wat?
Havo: opdracht 6, 7 en 8. (blz. 40-41).
Vwo: opdracht 6 en 7 (blz. 39-41).
Hoe?
Zet de antwoorden uitgebreid in schrift.
Klaar:
Als we de opdracht klaar hebben, kun je deze nakijken. Lees daarna alvast het groene stukje theorie van paragraaf 6 (blz. 42).
timer
12:00
Slide 17 - Tekstslide
Inleiding, middenstuk of slot?
Slide 18 - Tekstslide
Welk stukje tekst past het best bij de inleiding?
inleiding
Iedereen voelt zich weleens onzeker. Omdat je denkt dat je er niet goed uiziet of dat je er niet bij hoort. Zorg dat je zekerder van jezelf wordt!
We zullen uitleggen hoe dat precies zit. Avondmensen beginnen pas laat op gang te komen. Ze snappen niet dat anderen aan het eind van de dag moe zijn.
Zorg dus dat je altijd de waarheid vertelt. Pas al je mentor weet wat er echt is gebeurd, kan hij je helpen het probleem op te lossen.
Slide 19 - Sleepvraag
Welk stukje tekst past het best bij het middenstuk?
middenstuk
Iedereen voelt zich weleens onzeker. Omdat je denkt dat je er niet goed uiziet of dat je er niet bij hoort. Zorg dat je zekerder van jezelf wordt!
We zullen uitleggen hoe dat precies zit. Avondmensen beginnen pas laat op gang te komen. Ze snappen niet dat anderen aan het eind van de dag moe zijn.
Zorg dus dat je altijd de waarheid vertelt. Pas al je mentor weet wat er echt is gebeurd, kan hij je helpen het probleem op te lossen.
Slide 20 - Sleepvraag
Welk stukje tekst past het best bij het slot?
slot
Iedereen voelt zich weleens onzeker. Omdat je denkt dat je er niet goed uiziet of dat je er niet bij hoort. Zorg dat je zekerder van jezelf wordt!
We zullen uitleggen hoe dat precies zit. Avondmensen beginnen pas laat op gang te komen. Ze snappen niet dat anderen aan het eind van de dag moe zijn.
Zorg dus dat je altijd de waarheid vertelt. Pas al je mentor weet wat er echt is gebeurd, kan hij je helpen het probleem op te lossen.
Slide 21 - Sleepvraag
Slide 22 - Video
00:11
Wat is het onderwerp?
A
BN'ers
B
Juicekanalen
C
Roddelbladen
D
Roddelen (over bn'ers)
Slide 23 - Quizvraag
00:11
Hoe sluit de presentator de inleiding af?
A
Met een anekdote
B
Door een vraag te stellen
C
Een probleem noemen
D
Hij geeft voorbeelden
Slide 24 - Quizvraag
01:45
De spreker zegt: ‘En roddelen speelt daarbij nou net een heel belangrijke rol. Namelijk op twee manieren.’ Welke twee manieren zijn dat?
A
Je hebt meer plezier met elkaar en je leert elkaar beter kennen.
B
Je leert elkaar beter kennen en het helpt om te bepalen wat onze normen zijn.
C
Je kunt beter met elkaar communiceren en je kunt beter met elkaar lachen.
D
Je leert elkaar beter kennen en je leert jezelf beter kennen.
Slide 25 - Quizvraag
02:30
Waarom kun je beter roddelen over BN’ers dan over mensen uit je naaste omgeving?
Slide 26 - Open vraag
03:49
Wat is de juiste volgorde?
A
1-2-3-4
B
1-3-4-2
C
3-1-4-2
D
4-3-1-2
Slide 27 - Quizvraag
04:11
Hoe wordt de video afgesloten? Wat is de functie van het slot?
A
Er wordt een advies gegeven
B
Een toekomstverwachting
C
Er wordt een korte samenvatting gegeven
D
De vraag uit de inleiding wordt beantwoord
Slide 28 - Quizvraag
Je kunt de kernzin van een alinea vinden.
Je kunt kenmerken van een inleiding en slot benoemen.
Je kunt de kenmerken van een inleiding en slot herkennen in een tekst.
Lesdoelen
Slide 29 - Tekstslide
Waaraan kun je een inleiding herkennen?
Slide 30 - Woordweb
Omschrijf in je eigen woorden wat een schrijver in het slot kan doen om de tekst af te sluiten.