Les4 - Neurologische aandoeningen

Neurologische aandoeningen





Skills 1
Les 4
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Neurologische aandoeningen





Skills 1
Les 4

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Wat gaan we leren?
  • Neurologische aandoeningen
  • Parkinson
  • Oefenen met aangepast bestek
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we leren?
  • Wat is Parkinson?
  • Welke voeding kan de symptomen remmen?
  • Welke aanpassingen zijn er nodig voor mensen met Parkinson? 

Slide 3 - Tekstslide

Neurologische
aandoening

Slide 4 - Woordweb

Neurologische aandoeningen
Neurologische aandoeningen zijn een diverse groep van ziekten die het functioneren van het zenuwstelsel beïnvloeden. ​
  • Herseninfarct
  • Hersenbloeding
  • Multiple Sclerose (MS)
  • Ziekte van Parkinson
  • (licht) Traumatisch hersenletsel
  • Hersentumoren
  • TIA
Cognitieve klachten na een hartstilstand
Post IC-syndroom
Meningitis (hersenvliesontsteking)

Slide 5 - Tekstslide

Parkinson

  • Parkinson is een neurologische aandoening die invloed heeft op het bewegingssysteem van het lichaam.​
  • Afsterven van dopamine-producerende cellen in de hersenen --> beweging
  • Symptomen: trillen, stijfheid, langzame bewegingen en problemen met balans en coördinatie.

Slide 6 - Tekstslide

Begrippen
Zoek de volgende begrippen op die te maken hebben met Parkinson:
  • Tremoren
  • Stijfheid​
  • Bradykinesie
  • Houdingsinstabiliteit
  • Verandering in spraak en schrijven 




Slide 7 - Tekstslide

Voeding bij Parkinson
Medicijn: Levodopa --> wordt omgezet in dopamine
Eiwitconsumptie: Maaltijden met een hoog eiwitgehalte kunnen de opname van levodopa verminderen, het medicijn dat wordt gebruikt om de symptomen van Parkinson te behandelen.
Gevarieerd eten: Groenten, fruit, noten, vlees etc.

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht
Docent deelt begrippen uit.
Zoek de betekenissen van de begrippen bij elkaar. 
5 minuten

Slide 9 - Tekstslide

Praktijk
  • Aangepast bestek​
  • Lepels met verdikte handvatten​
  • Gebogen lepels​
  • Verzwaarde vorken en lepels
  • Eten met de hand waarmee je normaal niet eet. Andere hand op de rug



Slide 10 - Tekstslide