Zwakke werkwoorden in de tegenwoordige tijd
In het Nederlands en in het Duits: sterke en zwakke werkwoorden.
Zwakke werkwoorden = regelmatige werkwoorden
klinker in de stam blijft hetzelfde in de tegenwoordige tijd en in verleden tijd. Bij een sterk werkwoord kan die klinker veranderen.
Voorbeelden:
zwak: wohnen - wohnte - gewohnt sterk: geben - gab - gegeben
De vervoeging van de zwakke werkwoorden gaat altijd op dezelfde manier.