1.1 Getallen, grootheden en eenheden.


1.1 
Getallen, grootheden en eenheden
NU REKENEN
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenSpeciaal OnderwijsLeerroute 6

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les


1.1 
Getallen, grootheden en eenheden
NU REKENEN

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel van vandaag:

In deze les leer je wat getallen, grootheden en eenheden zijn. 
Je leert rekenen met getallen, grootheden en eenheden. 
De instaptoets domein 1 heb je gemaakt.


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik 4 x het getal 9 voor een som waarvan de uitkomst precies 100 is. 
Optellen, aftrekken, delen en vermenigvuldigen, alles mag.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

99 + (9 / 9) = 100

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ACTVIVEERVRAGEN

Wat weet jij al over het onderwerp van vandaag? 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn getallen? Geef 3 voorbeelden van het gebruik van getallen in het dagelijks leven. Kies 3 echt verschillende dingen.

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn grootheden? Een grootheid is iets wat je kunt meten.
Noem 3 voorbeelden van grootheden.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een eenheid is waar je grootheden in meet.
Een eenheid is dus eigenlijk een kleiner onderdeel van een grootheid. Je hebt meestal een meetinstrument nodig om een eenheid te bepalen.
Kun je met deze informatie een voorbeeld van een eenheid opnoemen?

Slide 8 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Geef 3 voorbeelden van het gebruik van getallen in het dagelijks leven. Kies 3 echt verschillende dingen. 
Noteer ze op je wisbordje.  
10 van 10 euro geeft een geldbedrag aan
De A15 geeft een weg aan
12 september, de 12 geeft de datum/ dag aan
etc. 
Getallen kom je overal tegen in het dagelijks leven en hebben niet altijd iets met rekenen te maken. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een grootheid is iets wat je kunt meten.
Noem 3 voorbeelden van grootheden.
Een grootheid is iets wat je kunt meten.
Noem 3 voorbeelden van grootheden.
Voorbeelden van grootheden zijn:
lengte, gewicht, tijd, inhoud, geld etc.

Een grootheid is iets wat je kunt meten. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een eenheid is waar je grootheden in meet.
Een eenheid is dus eigenlijk een kleiner onderdeel van een grootheid. Je hebt meestal een meetinstrument nodig om een eenheid te bepalen.
Kun je met deze informatie een voorbeeld van een eenheid opnoemen?
meter, kilogram, minuten, graden, liter etc. 
Een eenheid is dus eigenlijk een kleiner onderdeel van een grootheid. 
Grootheid= lengte   --> eenheid = meter, centimeter .....

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

We hebben een grootheid ( lengte) 
die kunnen we onderverdelen in eenheden (meters, 
centimeters etc) 
Het voorwerp waarmee we dit kunnen meten noemen we een MEETINSTRUMENT ( liniaal, schuifmaat etc)

Kort samengevat:

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb ik vandaag


gezien?
gedaan?
geleerd?

Slide 13 - Tekstslide

Nog geen differentiatie omdat ik eerst moet ontdekken wat het niveau is van de leerlingen. 
We hebben het gehad over:
getallen
grootheden
eenheden
meetinstrumenten

We weten nu wat de termen betekenen en kunnen reken opgaven die hier over gaan maken. 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies