Chapitre 1, test vocabulaire A et B

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Traduisez le mot:
la rentrée

1. de terugweg
2. de eerste vakantiedag
3. de eerste schooldag
4. de reis

Traduisez le mot:
aux Pays-Bas

1. in/naar België
2. in/naar Duitsland
3. in/naar Engeland
4. in/naar Nederland

Traduisez le mot:
en Allemagne

1. in/naar Oostenrijk
2. in/naar Nederland
3. in/naar Duitsland
4. in/naar Engeland

Traduisez le mot:
rencontrer

1. ontmoeten
2. ontdekken
3. vertellen
4. blijven

Traduisez en français:
daarna

1. au début
2. ensuite
3. loin
4. commencer

Traduisez en français:
het is koud

1. il fait mauvais
2. il fait chaud
3. il fait beau
4. il fait froid

Traduisez en français:
ik ben bang

1. je crois
2. je prends
3. j'ai peur
4. il a plu

Traduisez en français:
Het was 28 graden

Traduisez en français:
Ik ben met de auto naar Italië geweest

Traduisez en français:
Met mijn ouders en mijn broer

Geef in het Frans antwoord op de vraag:
"Il a fait beau"

Geef in het Frans antwoord op de vraag:
"Tu as passé de bonnes vacances?"