Lezen H5

l
Goedemorgen klas 1D
Vandaag...
- Lezen H5

Schrijf in je schrift wat jouw doel is voor het vak Nederlands voor de laatste periode.

(Bijvoorbeeld: ''Ik wil aan het einde van het jaar een 6,5 staan")

Klaar? --> Maak de uitgedeelde opdracht




timer
10:00
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

l
Goedemorgen klas 1D
Vandaag...
- Lezen H5

Schrijf in je schrift wat jouw doel is voor het vak Nederlands voor de laatste periode.

(Bijvoorbeeld: ''Ik wil aan het einde van het jaar een 6,5 staan")

Klaar? --> Maak de uitgedeelde opdracht




timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel: ik kan uitleggen wat de verschillende tekstdoelen zijn

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen vandaag?
-Vooruitblik/ bespreken doelen                    10 min
-Uitleg lezen H5                                                   15 min
-Opdracht samen maken                                 15 min
-Zelfstandig werken                                           15 min
-Beterspellen                                                         5 min

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De schrijver van een tekst wil bij de lezer iets bereiken --> doel

Bijvoorbeeld; iets uitleggen, je vermaken, 
Tekstdoelen

Slide 4 - Tekstslide

Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
  • Informeren
  • Iets leren of uitleggen
  • Iets laten doen
  • Een mening geven
  • Vermaken 
tekstdoelen

Slide 5 - Tekstslide

Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
De schrijver wil: dat je iets te weten komt.
Voorbeelden: krantenbericht, verslag van een sportwedstrijd.
Informeren

Slide 6 - Tekstslide

Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
De schrijver wil: dat je weet hoe je iets moet doen.
Voorbeelden: hoofdstuk uit een leerboek, recept, gebruiksaanwijzing
iets leren of uitleggen

Slide 7 - Tekstslide

Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
De schrijver wil: je overhalen iets te doen
Voorbeelden: reclametekst, uitnodiging, advertentie
iets laten doen

Slide 8 - Tekstslide

Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
De schrijver wil: dat je zijn mening overneemt.
Voorbeelden: bespreking/recensie van een film of boek
een mening geven

Slide 9 - Tekstslide

Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
De schrijver wil: je vermaken.
Voorbeelden: verhaal, strip
vermaken

Slide 10 - Tekstslide

Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
Pak opdracht 1 erbij op blz. 117. Schrijf mee in je schrift!

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werken
Je maakt opdracht 2 en 4 op blz. 118 en 119 (dit is je huiswerk)
Je werkt in stilte en alleen
Klaar? --> verder aan uitgedeelde opdracht
timer
20:00

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies