Werkwoorden

Werkwoorden
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
taal werkwoordBasisschoolGroep 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Werkwoorden

Doe woorden
Woorden die aangeven wat iemand, een dier of een ding  doet of wat er gebeurt. 

Slide 2 - Tekstslide

Wat doet de baby?

Slide 3 - Open vraag

Wat doet de kat?

Slide 4 - Open vraag

Wat doen deze mensen?

Slide 5 - Open vraag

Werkwoorden
Niveau 1F
Werkwoordspelling

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je weet wat een werkwoord is
  • Je herkent werkwoorden in een zin

Slide 7 - Tekstslide

Werkwoorden
Noteer één of meer werkwoorden.

Slide 8 - Woordweb

Maak een zin met het werkwoord dat je ziet.

Slide 9 - Tekstslide

ik spring
jij springt
wij springen
ik wandel
jij wandelt
wij wandelen
ik slaap
jij slaapt
wij slapen
ik bloem
jij bloemt
wij bloemen
ik doos
jij doost
wij dozen

Slide 10 - Tekstslide

Sleep de woorden naar de juiste plaats.
geen werkwoord
werkwoord
drinken
paarden
bijten
stoelen
dingen
plakken

Slide 11 - Sleepvraag


Wat is het werkwoord in onderstaande zin?
Wij werken graag thuis op de computer.
A
wij
B
werken
C
graag
D
computer

Slide 12 - Quizvraag


Wat is het werkwoord in onderstaande zin?
Pieter haalt drinken in de supermarkt.
A
Pieter
B
haalt
C
drinken
D
supermarkt

Slide 13 - Quizvraag


Hoeveel werkwoorden staan er in deze zin?
Marieke heeft een granaat gevonden in de speeltuin.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 14 - Quizvraag


Hoeveel werkwoorden staan er in deze zin?
Kleine kinderen hebben kunnen wennen op school.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 15 - Quizvraag

Opspuiten

Een Bulgaarse vrouw wil heel graag op Barbie lijken. Ze liet haar lippen twintig keer opspuiten. De 22-jarige wil elke keer groter. Ze lijkt niet te willen opgeven. Artsen waarschuwen haar nu voor de laatste keer.
Wijs de werkwoorden aan in de zin.

Slide 16 - Tekstslide

Opspuiten

Een Bulgaarse vrouw wil heel graag op Barbie lijken. Ze liet haar lippen twintig keer opspuiten. De 22-jarige wil elke keer groter. Ze lijkt niet te willen opgeven. Artsen waarschuwen haar nu voor de laatste keer.
Sleep de vinkjes naar de 
werkwoorden in de tekst

Slide 17 - Sleepvraag

Terugkijken
  • Je weet wat een werkwoord is
  • Je herkent werkwoorden in een zin

Slide 18 - Tekstslide


Welke is het werkwoord?
Jeremy rende heel hard.
A
Jeremy
B
heel
C
rende
D
hard

Slide 19 - Quizvraag


Welke is het werkwoord?
Myra leest mooi een boek
A
Myra
B
leest
C
een
D
boek

Slide 20 - Quizvraag


Welke is het werkwoord?
Renzo eet een groot bord patat.
A
Renzo
B
patat
C
groot
D
eet

Slide 21 - Quizvraag


Welke is het werkwoord?
Melis duikt in het diepe zwembad.
A
Melis
B
duikt
C
het
D
zwembad

Slide 22 - Quizvraag


Welke is het werkwoord?
Robin vindt appeltaart met slagroom erg lekker.
A
Robin
B
slagroom
C
vindt
D
lekker

Slide 23 - Quizvraag


Welke is het werkwoord?
Liam en zijn broertje spelen een leuk spel met mij.
A
Liam
B
zijn
C
broertje
D
spelen

Slide 24 - Quizvraag


Welke is het werkwoord?
Gisteren liepen Else en Juliette naar de speeltuin.
A
gisteren
B
liepen
C
naar
D
Else en Juliette

Slide 25 - Quizvraag


Welke is het werkwoord?
In het nieuwe huis van Daan verven ze de muren wit.
A
nieuwe
B
van
C
wit
D
verven

Slide 26 - Quizvraag


Welke is het werkwoord?
Tessa en Fanny spelen op de kinderboerderij.
A
en
B
spelen
C
op
D
kinderboerderij

Slide 27 - Quizvraag


Welke is het werkwoord?
Wim lacht om het grapje van juf Karen.
A
lacht
B
om
C
grapje
D
juf Karen

Slide 28 - Quizvraag


Welke is het werkwoord?
Kick en Boris voetballen altijd op maandag.
A
Kick en Boris
B
voetballen
C
op
D
altijd

Slide 29 - Quizvraag


Welke is het werkwoord?
De kinderen van groep 4a luisteren goed tijdens
de taalles van juf Melinda
A
kinderen
B
groep
C
luisteren
D
taalles

Slide 30 - Quizvraag