Bijvoeglijk naamwoord

Grammatica
Bijvoeglijke naamwoorden 


1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Grammatica
Bijvoeglijke naamwoorden 


Slide 1 - Tekstslide

lesdoelen
Je kunt een bijvoeglijk naamwoord in een zin 
herkennen en benoemen. 
Je weet wat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is en je weet hoe je dit moet schrijven.



Slide 2 - Tekstslide

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

Vertelt meer over een zelfstandig naamwoord (znw)

Kan voor of achter het znw staan


- het spannende boek

- een spannend boek'

- het boek is spannend

Slide 3 - Tekstslide

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

- vertelt meer over een zelfstandig naamwoord

- staat vaak voor een zelfstandig naamwoord


- het spannende boek


Slide 4 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord?
A
Blonde
B
Man
C
Paard
D
De

Slide 5 - Quizvraag

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het bijvoeglijk naamwoord?
A
de
B
leerling
C
snapt
D
slimme

Slide 6 - Quizvraag

De rode jas hangt nog aan de kapstok. Het bijvoeglijk naamwoord is:
A
jas
B
rode
C
kapstok
D
hangt

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?

'Morgen komt mijn lieve vakantievriendin eindelijk logeren.'
A
morgen
B
lieve
C
eindelijk
D
er staat geen bijvoeglijk naamwoord in de zin

Slide 8 - Quizvraag

het bijvoeglijk naamwoord is:

Ik heb een nieuwe telefoon gekregen.

Slide 9 - Open vraag

het bijvoeglijk naamwoord is:

De hoes die erbij hoort is groen.

Slide 10 - Open vraag

het bijvoeglijk naamwoord is:

Ik heb er leuke muziek op gezet.

Slide 11 - Open vraag

het bijvoeglijk naamwoord is:

Alles van mijn favoriete band staat erop

Slide 12 - Open vraag

het bijvoeglijk naamwoord is:

Ik heb er een goede koptelefoon bij gekocht.

Slide 13 - Open vraag

Hoe schrijf je het bijvoeglijk naamwoord?

Slide 14 - Open vraag

Hoe schrijf je het bijvoeglijk naamwoord?

Slide 15 - Open vraag

Hoe schrijf je het bijvoeglijk naamwoord?

Slide 16 - Open vraag

Hoe schrijf je het bijvoeglijk naamwoord?

Slide 17 - Open vraag

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
Zegt iets over de persoonsvorm
B
De, het, een
C
Hetzelfde als een voorzetsel
D
Zegt iets over het zelfstandig naamwoord

Slide 18 - Quizvraag

lesdoel
Ik weet wat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is en ik weet hoe ik dit moet schrijven.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

STOFFELIJK

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD


- het gouden horloge

- een papieren tas

de zijden bloemen

- de houten tafel


Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide


hout

Slide 23 - Open vraag


rubber

Slide 24 - Open vraag


plastic

Slide 25 - Open vraag

Wat is een voorbeeld van een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
grote
B
plastic
C
kleurige
D
koude

Slide 26 - Quizvraag

In welke zin staat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De aardige jongen lacht om haar grapjes.
B
Dat is de normaalste zaak van de wereld.
C
Morgen wordt het een mooie dag.
D
Die houten stoel lijkt me niet zo stevig!

Slide 27 - Quizvraag

STOFFELIJK BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

- het gouden horloge

- een papieren tas

- de zijden bloemen

- de houten tafel


Slide 28 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
grote
B
plastic
C
kleurige
D
koude

Slide 29 - Quizvraag

In welke zin staat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De aardige jongen lacht om haar grapjes.
B
Dat is de normaalste zaak van de wereld.
C
Morgen wordt het een mooie dag.
D
Die houten stoel lijkt me niet zo stevig!

Slide 30 - Quizvraag

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
Zegt iets over de persoonsvorm
B
De, het, een
C
Hetzelfde als een voorzetsel
D
Zegt iets over het zelfstandig naamwoord

Slide 31 - Quizvraag

Maak een zin met een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 32 - Open vraag