Kennismaken

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Stel jezelf voor in het Frans.
'Ik heet...'

Vertel hoe oud je bent in het Frans

Vertel in één zin waar je woont

Vertel in één zin wat een hobby van jou is

Vervoeg het werkwoord 'être'
Je ...

1. ai
2. suis
3. est
4. sont

Vervoeg het werkwoord 'être'
Il ...

1. es
2. a
3. est
4. sont

Vervoeg het werkwoord 'être'
Nous ...

1. sommes
2. êtes
3. avons
4. sont

Vervoeg het werkwoord 'avoir'
Tu

1. es
2. a
3. as
4. ont

Vervoeg het werkwoord 'avoir'
Vous ...

1. avons
2. ai
3. a
4. avez

Vervoeg het werkwoord 'avoir'
Mes parents ...

1. sont
2. ont
3. vont
4. avons

je

tu

il

elle

nous

vous

ils

elles

ik

jij

hij

zij (v ev)

wij

jullie

zij (m mv)

zij (v mv)

Combinez les chiffres

sept

dix

quatre

six

un

neuf

cinq

huit

deux

trois

1

2

3

5

4

6

7

8

9

10

Combinez les chiffres

dix-sept

vingt

quatorze

seize

onze

dix-neuf

quinze

dix-huit

douze

treize

11

12

13

15

14

16

17

18

19

20

Met welke twee woorden maak je een zin in het Frans ontkennend?

Werkwoorden op -er. Sleep de vervoegingen van het werkwoord 'parler' naar de juiste persoon.

je

tu

il / elle / on

nous

vous

ils / elles

parle

parlez

parlons

parlent

parle

parles