Adjectives + Adverbs

ADJECTIVES + ADVERBS
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

ADJECTIVES + ADVERBS

Slide 1 - Tekstslide

Adjectives = bijv nw
Een bijvoeglijk naamwoord gebruik je om iets of iemand 
te omschrijven. Een bijvoeglijk naamwoord wordt vaak gevolgd door een zelfstandig naamwoord.

That is an amazing girl.
We all love that funny movie.
I think he is a terrible teacher.


Slide 2 - Tekstslide

Adverb = bijwoord
Een bijwoord gebruik je om aan te geven HOE iemand iets doet. Een bijwoord omschrijft vaak een werkwoord, maar ook een ander bijwoord, een bijvoeglijk naamwoord of de hele zin.
                                                                                    Mary sings wonderfully.
                                                     My grandparents talk incredibly loudly.
                            I am eating an amazingly delicious steak right now.
                                                         Hopefully, she will call me back later.

Slide 3 - Tekstslide

Hoe maak je een bijwoord?
Bijvoeglijk naamwoord + LY
IC - ALLY
(fantastic - fantastically)
Y - ILY
funny - funnily

Slide 4 - Tekstslide

Uitzonderingen:


good - well
quite - quite
fast - fast
hard - hard
long - long

Slide 5 - Tekstslide

DUS...

Ron is a careful driver.

Ron drives carefully.

Slide 6 - Tekstslide

My aunt always cries very ___!
A
loud
B
loudly

Slide 7 - Quizvraag

Do you know that ___ song?
A
wonderful
B
wonderfully

Slide 8 - Quizvraag

___, my mum will buy me some birthday presents!
A
Hopeful
B
Hopefully

Slide 9 - Quizvraag

Wow, Justin sings ___!
I absolutely love him.
A
fantastic
B
fantastically

Slide 10 - Quizvraag

I am going to be ___ for school!
A
late
B
lately

Slide 11 - Quizvraag

Christine dances ___, doesn't she?
A
fabulous
B
fabulously

Slide 12 - Quizvraag

Vinny plays rugby very ___.
A
good
B
well

Slide 13 - Quizvraag

Grant ___ answered the question.
A
happy
B
happily

Slide 14 - Quizvraag