Examentraining economie

Wat wil de overheid bereiken met subsidies?
A
Dat consumenten meer gesubsidieerde producten en diensten gebruiken.
B
Dat het milieu verbetert.
C
Dat consumenten minder gesubsidieerde producten en diensten gebruiken.
D
Dat de overheid een extra inkomstenbron heeft.
1 / 40
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat wil de overheid bereiken met subsidies?
A
Dat consumenten meer gesubsidieerde producten en diensten gebruiken.
B
Dat het milieu verbetert.
C
Dat consumenten minder gesubsidieerde producten en diensten gebruiken.
D
Dat de overheid een extra inkomstenbron heeft.

Slide 1 - Quizvraag

Bij een begrotingsoverschot heeft de overheid....
A
meer inkomsten dan uitgaven
B
meer uitgaven dan inkomsten
C
inkomsten zijn gelijk aan uitgaven

Slide 2 - Quizvraag

Nederland is niet zelfvoorzienend. Nederland heeft een open economie.
Wanneer heeft een land een open economie?
A
Als er in een land in verhouding veel import en veel export is.
B
Als er in een land in verhouding veel import en weinig export is.
C
Als er in een land in verhouding weinig import en veel export is.
D
Als er in een land in verhouding weinig import en weinig export is.

Slide 3 - Quizvraag

Bij een recessie is het goed dat de overheid gaat investeren.
A
Niet waar
B
Waar

Slide 4 - Quizvraag

Wat is GEEN taak van de overheid in de verzorgingsstaat?
A
Zorgen voor meer en betere wegen
B
Zorgen voor sociale zekerheid
C
Zorgen voor veiligheid
D
Zorgen dat de inkomensverschillen niet te groot zijn.

Slide 5 - Quizvraag

Hoe kan de overheid milieuproblemen aanpakken?
A
Door het scheiden van afval beter te promoten.
B
Door meer belasting te heffen op producten die slecht zijn voor het milieu.
C
Door wetten en regels op te stellen over CO2 uitstoot bij bedrijven.
D
Alle drie de antwoorden zijn goed.

Slide 6 - Quizvraag

De rijksoverheid is onze centrale overheid.
Waaruit bestaat de drie lagere overheden in ons land?
A
De provincies, gemeenten en de waterschappen.
B
Het rijk, de provincies en de gemeenten.
C
De provincies, gemeenten en hoofdsteden.
D
Het rijk, de provincies en de waterschappen.

Slide 7 - Quizvraag

Als de overheid meer gaat investeren, stijgt de werkloosheid
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor het maken van een begroting binnen de economie?
A
budgetteren
B
incidentele uitgaven
C
miljoenennota
D
tellen

Slide 9 - Quizvraag

Welk begrip zoek ik?
De overheid en de instellingen voor de sociale zekerheid
A
Collectieve sector
B
Particuliere sector
C
Rijksoverheid
D
Lagere overheden

Slide 10 - Quizvraag

Een land met een gesloten economie profiteert ervan als het wereldwijd goed gaat met de economie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

De overheid kan de werkloosheid bestrijden door:
A
zelf meer te besteden
B
medewerkers te ontslaan
C
bedrijven meer belasting te laten betalen
D
geen subsidies te geven aan bedrijven

Slide 12 - Quizvraag

De Nederlandse overheid heft belastingen.
Daarvan betaalt de overheid de ontwikkelingshulp.

Hoe heet het wanneer
De ontwikkelingslanden een deel van deze hulp in Nederland moeten uitgeven,


A
bilaterale hulp
B
gebonden hulp
C
ongebonden hulp

Slide 13 - Quizvraag

Een gesloten economie heeft een
A
hoge importquote en lage exportquote
B
een lage importquote en hoge exportquote
C
een hoge exportquote en hoge importquote
D
een lage importquote en lage exportquote

Slide 14 - Quizvraag

Open economie
A
Als een land relatief veel handel drijft
B
Als een land relatief weinig handel drijft

Slide 15 - Quizvraag

Welke uitkeringen betaalt de overheid uit de belastingopbrengsten?
A
Ziektewetuitkering
B
Bijstandsuitkering
C
WW-uitkering
D
Kinderbijslag

Slide 16 - Quizvraag

Als de overheid de loonbelasting met 2% verlaagt, zullen....
A
- de loonkosten van de werkgever dalen - de nettolonen van de werknemers stijgen - de prijzen van producten hierdoor niet stijgen en de werknemers kunnen dan meer kopen
B
- de loonkosten voor de werkgever dalen - de nettolonen van de werknemers dalen - de prijzen van producten hierdoor niet stijgen en de werknemers kunnen dan meer kopen
C
- de loonkosten voor de werkgever stijgen - de nettolonen van de werknemers stijgen - de prijzen van producten hierdoor niet stijgen en de werknemers kunnen dan meer kopen
D
- de loonkosten voor de werkgever gelijk blijven - de nettolonen van de werknemers stijgen - de prijzen van producten hierdoor niet stijgen en de werknemers kunnen dan meer kopen

Slide 17 - Quizvraag

je betaalt omdat je gebruik maakt van goederen en diensten van de overheid.
A
profijtbeginsel
B
draagkrachtbeginsel
C
solidariteitsbeginsel
D
verzorgingsstaat

Slide 18 - Quizvraag

instellingen die door de overheid worden betaald, behoren tot de
A
Particuliere sector
B
Collectieve sector
C
Sociale sector

Slide 19 - Quizvraag

Als de overheid meer uitgaven dan inkomsten verwacht, is er een
A
begrotingsoverschot
B
begrotingsevenwicht
C
begrotingsaanbod
D
begrotingstekort

Slide 20 - Quizvraag

Belastingen zijn de grootste inkomstenbron van onze overheid
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Waardoor groeit de consumptie?
A
Groei van de bevolking
B
Inkomen stijgt
C
A en B zijn beide goed

Slide 22 - Quizvraag

Waardoor groeit de consumptie?
A
Groei van de bevolking
B
Inkomen stijgt
C
Productie stijgt
D
Alle antwoorden goed

Slide 23 - Quizvraag

Van welk soort werkloosheid is sprake?
"Wanneer Phillips besluit de gehele gespecialiseerde productie naar Maleisië te verplaatsen"
A
Regionale werkloosheid
B
Structurele werkloosheid
C
Seizoenswerkloosheid
D
Conjuncturele werkloosheid

Slide 24 - Quizvraag

Door de coronapandemie stijgt de werkloosheid. Is deze werkloosheid passend bij structurele of conjuncturele werkloosheid?
A
Conjuncturele werkloosheid
B
Structurele werkloosheid

Slide 25 - Quizvraag

Hoe noem je de groei van de productie?
A
kapitaalintensief
B
economische groei
C
arbeidsproductiviteit

Slide 26 - Quizvraag

Voor de productie van houten meubelen is hardhout nodig. Hardhout wordt steeds schaarser. Dit betekent:
A
De vraag naar hardhout daalt
B
Er is steeds minder hardhout beschikbaar.
C
De prijs voor hardhout daalt.

Slide 27 - Quizvraag

Bij werkloosheid is
A
de vraag naar arbeid groter dan het aanbod
B
het aanbod van arbeid is groter dan de vraag

Slide 28 - Quizvraag

Uit welke sector komt deze productie?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector

Slide 29 - Quizvraag

Willem is werkloos. Hij heeft zich niet ingeschreven bij het UWV als werkloze. Behoort Willem tot de geregistreerde werkloosheid of verborgen werkloosheid?
A
Geregistreerde werkloosheid
B
Verborgen werkloosheid

Slide 30 - Quizvraag

In welke sector hoort deze productie?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector

Slide 31 - Quizvraag

Productie levert milieuschade op. Wat is waar over milieuschade?
A
Schade is direct merkbaar.
B
Herstellen is onmogelijk.
C
Schade is niet direct merkbaar.
D
meer natuurlijke brandstoffen gebruiken

Slide 32 - Quizvraag

Er is veel werkloosheid bij een
A
krappe arbeidmarkt
B
ruime arbeidsmarkt

Slide 33 - Quizvraag

Als werknemers bij een bepaalde productie meer geld krijgen, dan gaat de apt ....
A
omlaag
B
omhoog
C
niet omlaag en niet omhoog

Slide 34 - Quizvraag

De brutowinst is 40% van de omzet. De inkoopwaarde v.d. omzet is €600,-
Hoeveel is de omzet?
A
€1000,-
B
€240,-
C
€360,-
D
€550,-

Slide 35 - Quizvraag

Ambtenaren zijn....
A
de overheid
B
personen die werken voor de overheid
C
de personen waarvoor de overheid werkt
D
kun je dat eten?

Slide 36 - Quizvraag

Brutowinst is 35% van de omzet. De omzet is € 400.
Bereken de inkoopwaarde vd omzet.
A
0,35 x 400 = €140
B
0,65 x 400 = €260

Slide 37 - Quizvraag

Hoe bereken je de brutowinst?

Brutowinst = ...
A
Inkoopwaarde - Omzet
B
Omzet - Bedrijfskosten
C
Omzet + Winst
D
Omzet - Inkoopwaarde

Slide 38 - Quizvraag

Brutowinst
A
Brutowinst-inkoopwaarde
B
Omzet-bedrijfskosten
C
Brutowinst-inkoopwaarde
D
Omzet-inkoopwaarde

Slide 39 - Quizvraag

Wat is schaarste in de economie
A
Dat zijn goederen waarvoor inpsanningen zijn geleverd
B
Het is er heel weinig van
C
Zeewater, zonlicht en wind

Slide 40 - Quizvraag