Les connecteurs

Les connecteurs
signaalwoorden/ verbandwoorden/ verbindingswoorden/ structuurwoorden
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les connecteurs
signaalwoorden/ verbandwoorden/ verbindingswoorden/ structuurwoorden

Slide 1 - Tekstslide

signaalwoorden (NL)

Slide 2 - Woordweb

Waarom zou je signaalwoorden gebruiken?

Slide 3 - Open vraag

signaalwoorden (FA)

Slide 4 - Woordweb

Opsomming
Reden
Tegenstelling
Conclusie
car
mais
par contre
donc
en plus
au contraire
comme
ensuite
alors
d'abord
puis
parce que
bref
cependant

Slide 5 - Sleepvraag

Welk signaalwoord past?
Je suis fatigué, ______ je dois travailler.
A
comme
B
donc
C
puis
D
mais

Slide 6 - Quizvraag

Welk signaalwoord past?
D'abord on a mangé, ______ on a fait du sport.
A
donc
B
par contre
C
puis
D
alors

Slide 7 - Quizvraag

Welk signaalwoord past?
J'aime l'école, ______ j'espère que les vacances ne dureront pas trop longtemps.
A
donc
B
mais
C
ensuite
D
par contre

Slide 8 - Quizvraag

Kies minstens 3 verbanden. Maak per verband twee zinnen. Gebruik verschillende signaalwoorden.

Slide 9 - Open vraag

Opdracht
- Maak vijf korte zinnen (in de présent), waar een activiteit of een toestand in voorkomt. Gebruik 'je' als onderwerp.
Bijvoorbeeld: Je fais du shopping.
Je suis fatigué. J'ai mal à la tête.

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht
Pak een (oude) oefenbrief erbij. Loop de brief langs en kijk waar je zinnen/ tekstdelen met elkaar kan verbinden.

Slide 11 - Tekstslide