2.5 Kernenergie

2.5 Kerncentrale
Hoofdstuk 2: Straling
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

2.5 Kerncentrale
Hoofdstuk 2: Straling

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Je leert hoe een kerncentrale elektrische energie produceert. De voor- en nadelen van kerncentrales kunnen benoemen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

kernreactie  = als een atoom over gaat in andere atomen
kernverval = een vorm van kernreactie
Kernreactie
Kernreactie    = als een atoom opsplitst in andere atomen
Vervalreactie = een vorm van kernreactie

Kettingreactie


Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

kernreactie  = als een atoom over gaat in andere atomen
kernverval = een vorm van kernreactie
Ongevallen met kerncentrales
Tsjernobyl (Oekraïne ) : 1986

Fukushima (Japan) : 2011
 

Slide 6 - Tekstslide

kernreactie  = als een atoom over gaat in andere atomen
kernverval = een vorm van kernreactie
Radioactief afval
grote halveringstijd
lood en beton verpakking

Nederland: bunkers nabij Borssele

Slide 7 - Tekstslide

kernreactie  = als een atoom over gaat in andere atomen
kernverval = een vorm van kernreactie
Kernfusie
Voordelen
+ nagenoeg oneindig energie
+ geen afval, geen schadelijke emissie
+ continu beschikbaar
Nadelen
- zeer complex
- lastig te onderhouden
- heel duur

Slide 8 - Tekstslide

Conclusie
- Kernenergie wordt opgewekt door een kettingreactie aan botsingen van neuronen. 
- Kerncentrales stoten geen CO2 uit maar leiden tot radioactief afval en brengen eventuele risicos met zich mee.

Slide 9 - Tekstslide

Welke stof wordt er in kerncentrales gebruikt als kernstaven?
A
Uranium
B
Magnesium
C
Koolstof

Slide 10 - Quizvraag

In welke Nederlandse provincie bevindt zich de enige kerncentrale van ons land?
A
Noord-Brabant
B
Groningen
C
Zeeland
D
Drenthe

Slide 11 - Quizvraag

De ramp met de kerncentrale in Tsjernobyl werd veroorzaakt door een tsunami
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

De halveringstijd van kernafval is klein
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag