In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Competitiespel H5
NTB2
Slide 1 - Tekstslide
Wat kan je zeggen van de snelheid bij een eenparige beweging?
Welke uitspraak/ uitspraken is/zijn waar?
(bekijk de grafiek)
1.) bij een snelheid van 70km/h is de remweg 30m.
2.) Wanneer de snelheid verdubbeld, dan verdubbeld ook de remweg.
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist
Slide 2 - Quizvraag
Wat kan je zeggen van de snelheid bij een eenparige beweging?
Sam bezorgt Pizza's voor domino's. hij rijdt met constante snelheid op zijn scooter en trapt op tijdstip t=1s op de rem, omdat hij valkbij de klant is. Welke S,t-grafiek geeft dit juist weer?
A
Grafiek A
B
Grafiek B
C
Grafiek C
D
Grafiek D
Slide 3 - Quizvraag
Wat kan je zeggen van de snelheid bij een eenparige beweging?
Wat kun je zeggen van de snelheid bij een eenparige beweging?
A
de snelheid neemt af
B
de snelheid blijft gelijk
C
de snelheid neemt toe
Slide 4 - Quizvraag
Wat kan je zeggen van de afstand bij een eenparige beweging?
Wat kan je zeggen over de toename van de afstand bij een eenparige beweging?
A
de afstand die iedere seconde wordt afgelegd wordt steeds groter
B
de afstand die iedere seconde wordt afgelegd wordt steeds kleiner
C
de afstand die iedere seconde wordt afgelegd Blijft gelijk
Slide 5 - Quizvraag
Albert fietst 500 meter in 1 minuut en 20 seconden. Wat is zijn gemiddelde snelheid in km/h?
Albert fietst 500 meter in 1 minuut en 20 seconden. Wat is zijn gemiddelde snelheid in km/h?
A
6,25
B
22,5
C
0,567
D
416,7
Slide 6 - Quizvraag
Albert maakt een fietstocht van 1 uur en 45 minuten. Zijn gemiddelde snelheid is 5 m/s. Wat is de afgelegde afstand van Albert in km?
Albert maakt een fietstocht van 1 uur en 45 minuten. Zijn gemiddelde snelheid is 5 m/s. Wat is de afgelegde afstand van Albert in km?
A
7,25
B
31,5
C
26,1
D
8,75
Slide 7 - Quizvraag
Luke doet mee aan een triatlon. Hij legt de 3,8 km zwemmen af in drie uur, de 180 km fietsen in zes uur en de 42 km marathon in vier uur.
Bereken de gemiddelde snelheid in km/h voor de hele triatlon op 2 decimalen nauwkeurig.
Albert doet mee aan een triatlon. Hij legt de 3,8 km zwemmen af in drie uur, de 180 km fietsen in zes uur en de 42 km marathon in vier uur. Wat is de gemiddelde snelheid in m/s?
A
3,9
B
4,8
C
13,9
D
17,4
Slide 8 - Quizvraag
Een sprinter legt de 100 meter af in 10 seconden. Bereken zijn gemiddelde snelheid in km/h.
Albert legt de 100 meter af in 10 seconden. Bereken zijn gemiddelde snelheid in km/h.
A
10
B
36
C
3,6
D
1000
Slide 9 - Quizvraag
Luke doet mee aan een triatlon. Hij legt de 3,8 km zwemmen af in drie uur, de 180 km fietsen in zes uur en de 42 km marathon in vier uur.
Bereken de gemiddelde snelheid in km/h voor de hele triatlon op 2 decimalen nauwkeurig.
Bij het serveren haalt de bal van toptennisser Albert een snelheid van 180 km/h. De tennisbal legt een afstand van 20 meter af voordat hij de grond raakt. Bereken de tijd in seconden totdat de bal de grond raakt
Bereken op 1 decimaal nauwkeurig hoeveel seconden de bal over die 20 meter doet.
A
0,1
B
0,4
C
2,5
D
9
Slide 10 - Quizvraag
Op zijn driewieler heeft Albert een gemiddelde snelheid van 40 km/h. In hoeveel seconden legt hij een afstand af van 300 meter?
Op zijn driewieler heeft Albert een gemiddelde snelheid van 40 km/h. In hoeveel seconden legt hij een afstand af van 300 meter?
A
27
B
7,5
C
300
D
12
Slide 11 - Quizvraag
Albert doet met zijn vliegtuig over de afstand Amsterdam - Bangkok (8500 km) 11 uur. Bereken de gemiddelde snelheid in m/s.
Albert doet met zijn vliegtuig over de afstand Amsterdam - Bangkok (8500 km) 11 uur. Bereken de gemiddelde snelheid in m/s.
A
772,7
B
93,5
C
214,6
D
59,6
Slide 12 - Quizvraag
Luke doet mee aan een triatlon. Hij legt de 3,8 km zwemmen af in drie uur, de 180 km fietsen in zes uur en de 42 km marathon in vier uur.
Bereken de gemiddelde snelheid in km/h voor de hele triatlon op 2 decimalen nauwkeurig.
Albert heeft van zijn fietstochtje een grafiek van de totale afstand gemaakt. Bereken de gemiddelde snelheid in km/h.
A
6,9
B
12,5
C
25
D
33,3
Slide 13 - Quizvraag
Luke doet mee aan een triatlon. Hij legt de 3,8 km zwemmen af in drie uur, de 180 km fietsen in zes uur en de 42 km marathon in vier uur.
Bereken de gemiddelde snelheid in km/h voor de hele triatlon op 2 decimalen nauwkeurig.
Welke beweging maakt Albert in de afbeelding?
(hij rijdt achteruit)
A
Stilstand
B
Eenparige (constante) beweging
C
vertraagde beweging
D
versnelde beweging
Slide 14 - Quizvraag
Luke doet mee aan een triatlon. Hij legt de 3,8 km zwemmen af in drie uur, de 180 km fietsen in zes uur en de 42 km marathon in vier uur.
Bereken de gemiddelde snelheid in km/h voor de hele triatlon op 2 decimalen nauwkeurig.
Welke beweging maakt Albert in de afbeelding?
A
Stilstand
B
Eenparige (constante) beweging
C
vertraagde beweging
D
versnelde beweging
Slide 15 - Quizvraag
Sleep naar de juiste plaats -1
Afstand (S) = blauw
Snelheid (v) = rood
Slide 16 - Sleepvraag
Sleep naar de juiste plaats -3
Afstand (S) = blauw
Snelheid (v) = rood
Slide 17 - Sleepvraag
Welke beweging is in de grafiek getekend ?
A
Eenparige (constante) beweging
B
Eenparig versnelde beweging
C
Eenparig vertraagde beweging
D
Stilstand
Slide 18 - Quizvraag
Welke beweging is in de grafiek getekend ?
A
Eenparige (constante) beweging
B
Eenparig versnelde beweging
C
Eenparig vertraagde beweging
D
Stilstand
Slide 19 - Quizvraag
Welke beweging is in de grafiek getekend ?
A
Eenparige (constante) beweging
B
Eenparig versnelde beweging
C
Eenparig vertraagde beweging
D
Stilstand
Slide 20 - Quizvraag
Wat voor soort beweging is in deel B van de grafiek getekend ?
A
Eenparige (constante) beweging
B
Eenparig versnelde beweging
C
Eenparig vertraagde beweging
D
Stilstand
Slide 21 - Quizvraag
Wat voor soort beweging is in deel A van de grafiek getekend ?
A
Eenparige (constante) beweging
B
Eenparig versnelde beweging
C
Eenparig vertraagde beweging
D
Stilstand
Slide 22 - Quizvraag
Wat voor soort beweging is in deel C van de grafiek getekend ?
A
Eenparige (constante) beweging
B
Eenparig versnelde beweging
C
Eenparig vertraagde beweging
D
Stilstand
Slide 23 - Quizvraag
Wat voor soort beweging is in deel A van de grafiek getekend ?
A
Eenparige (constante) beweging
B
Eenparig versnelde beweging
C
Eenparig vertraagde beweging
D
Stilstand
Slide 24 - Quizvraag
Wat voor soort beweging is in deel B van de grafiek getekend ?
A
Eenparige (constante) beweging
B
Eenparig versnelde beweging
C
Eenparig vertraagde beweging
D
Stilstand
Slide 25 - Quizvraag
Wat voor soort beweging is in deel B van de grafiek getekend ?
A
Eenparige (constante) beweging
B
Eenparig versnelde beweging
C
Eenparig vertraagde beweging
D
Stilstand
Slide 26 - Quizvraag
Wat voor soort beweging is in deel C van de grafiek getekend ?
A
Eenparige (constante) beweging
B
Eenparig versnelde beweging
C
Eenparig vertraagde beweging
D
Stilstand
Slide 27 - Quizvraag
De stroboscooplamp flitste om de 0,03 seconden. Hoe lang duurt de hele beweging van Albert?
De stroboscooplamp flitste om de 0,03 seconden. Hoe lang duurt de hele beweging van Albert?