In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
EXAMENTRAINING
Economie vmbo GT
Slide 1 - Tekstslide
Datum & Tijd
Slide 2 - Tekstslide
- geen potlood
- Woordenboek (Nederlands)
- volgorde van vragen
-
Slide 3 - Tekstslide
Laatste tips
Geld ALTIJD afronden op 2 decimalen
Procenten afronden op 1 decimaal (tenzij anders aangegeven)
LEES de vraag goed
Heb je antwoord gegeven op de vraag?
Oefenen, oefenen, oefenen, én streng nakijken!
Slide 4 - Tekstslide
Toelichting Geef een toelichting. Maar wat is een toelichting?
A
een opmerking geven
B
voorbeelden geven
C
nadere uitleg geven
D
een vraag stellen
Slide 5 - Quizvraag
Wat zijn argumenten? Argumenten zijn ...
A
Belangrijke woorden in een tekst die een verband aangeven
B
Woorden die de mening van de schrijver aangeven
C
Een onderbouwing van de reden waarom je iets doet of niet doet of vindt of niet vindt
D
Voorbeelden die gegeven worden in de tekst
Slide 6 - Quizvraag
Theorie
Begrippen leren. Gebruik deze ook op de juiste manier in je antwoorden.
Samenvatting maken. Schrijf vooral op wat je niet weet. Dat wat je wel weet, weet je immers al.
Kijk ook filmpjes en maak daarbij aantekeningen
Opgaven opnieuw maken (boek of online) en nakijken!
Slide 7 - Tekstslide
Berekeningen
Formules leren en begrijpen
Rekenopgaven opnieuw maken (boek of online)
Oude examens maken
Antwoorden controleren
Aan de slag met moeilijke onderdelen
Berekeningen :
1. Formules leren en begrijpen
2. Verhoudingstabel gebruiken
3. Berekeningen opschrijven
4. Check of het antwoord kan kloppen bij de vraag
5. Rekenopgaven opnieuw maken (boek of online)
Slide 8 - Tekstslide
Oude examens maken
1. Maak minimaal 2 complete examens
2. Weet je iets niet? Zoek het op!
3. Antwoorden controleren, wees kritisch op je eigen werk, dat moeten wij ook zijn.
4. Heb je vragen, schrijf ze op voor na de vakantie. Dan kun je deze met je docent bespreken.
Slide 9 - Tekstslide
Het examen maken:
Gebruik je kladpapier om bijvoorbeeld getallen, begrippen of formules op te schrijven.
Let op de eenheden (€, %, aantallen, $, miljoen, x1000, enz.)
Controleer je antwoorden
Heb ik de vraag echt beantwoord?
Is het logisch?
Slide 10 - Tekstslide
Wat doet een corrector....?
Eén antwoord gevraagd? Alleen jouw eerste antwoord wordt gelezen
Géén berekening? Dan géén punten
Wordt er een antwoord met verklaring gevraagd? Zonder verklaring géén punten
Geef je bij meerkeuze teveel antwoorden? Géén punten
Als jij bij meerdere vragen dezelfde fout maakt, krijg je meerdere keren puntaftrek
Gebruik de economische betekenis van een woord
Slide 11 - Tekstslide
Examenvragen beantwoorden
Slide 12 - Tekstslide
Doel van deze les
Aan het einde van de les:
- Heb je geoefend met het beantwoorden van examenvragen.
Slide 13 - Tekstslide
Noem twee oorzaken van het ontstaan van inflatie. Wat betekent eigenlijk oorzaken?
Slide 14 - Open vraag
Noem twee oorzaken van het ontstaan van inflatie. Noem + ontstaan inflatie + 2x
Slide 15 - Open vraag
Inzichtsvraag
2p Een lager rentepercentage stimuleert de economie, maar kan ook leiden tot hogere inflatie.
--> Leg uit in twee stappen dat een lager rentepercentage kan leiden tot een hogere inflatie.
Werkwoord + onderwerp + voorwaarden
Slide 16 - Tekstslide
--> Leg uit in twee stappen dat een lager rentepercentage kan leiden tot een hogere inflatie.
Slide 17 - Open vraag
Algemeen - soorten vragen en examentaal
Slide 18 - Tekstslide
Aarts bedrijf is gestart als een eenmanszaak. Aart vraagt Kyona om in te stappen als partner van Aart in een besloten vennootschap (bv). Ze bespreken de voors en tegens van deze rechtsvorm. --> Noem een argument, anders dan een belastingvoordeel, om te kiezen voor de rechtsvorm bv, in plaats van een eenmanszaak.
Slide 19 - Open vraag
Volgens Rashid zijn inkomensverschillen prima. Hij vindt dan ook dat “het slecht zou zijn voor de Nederlandse economie als iedereen hetzelfde zou verdienen”. --> Noem een argument voor de uitspraak van Rashid.
Slide 20 - Open vraag
Veel jongeren zien rood staan bij een bank niet als lenen, maar met een negatief saldo hebben ze wel een schuld, net als bij een persoonlijke lening. --> Noem een verschil tussen rood staan en een persoonlijke lening bij een bank. Licht je antwoord toe.
Slide 21 - Open vraag
Geef een reden. Wat is een reden?
A
waardoor het komt
B
Wat je wilt
C
wat je mening is
D
wat voorbeelden zijn
Slide 22 - Quizvraag
Marjolein: “Ons rozenkweekbedrijf maakt winst. Dat komt voornamelijk doordat we de productie voor een groot deel verplaatst hebben naar Kenia in Afrika. De kostprijs is daardoor laag.” --> Noem een reden voor de lage kostprijs van de rozenproductie in Kenia.
Slide 23 - Open vraag
' Uitleggen' betekent
A
iets neerleggen
B
iets vertellen over het onderwerp
C
iets pakken
D
Iets uit elkaar halen
Slide 24 - Quizvraag
Tim en Tom horen hun ouders praten over de waardestijging van de woning. Zij denken dat hun ouders daar blij mee zijn, maar vader merkt op: “Aan die gestegen waarde hebben we nu niets.” --> Leg de opmerking van vader uit
Slide 25 - Open vraag
Waar kun je oefenen?
www.examensite.nl (online maken en nakijken)
www.lerenvoorhetexamen.nl (ook uitleg en links)
www.examenblad.nl (alle oude examens)
www.examenoverzicht.nl (ook oude examens)
Zoek zelf ook of geef elkaar tips als je iets gevonden hebt,
Slide 26 - Tekstslide
Youtube;
meneer Katerbarg legt uit
Rick Jansen
Economie met Tito
Economie met Jos
M.Feddahi
Ecoshow
Zoek ook examentraining vmbo GT of mavo
Slide 27 - Tekstslide
Heel veel succes !!
Wanneer je vragen hebt of je komt er niet uit, stuur een bericht met je vraag of kom langs op school.