B10 11 april

Wat gaan we vandaag doen?
1. Lezen in boek
2. Nakijken opdracht 1 en 2
3. Uitleg over voorzetsels
4. Zelfstandig werken

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we vandaag doen?
1. Lezen in boek
2. Nakijken opdracht 1 en 2
3. Uitleg over voorzetsels
4. Zelfstandig werken

Slide 1 - Tekstslide

Lezen in boek
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Nakijken opdracht 1
Zin 1: Verkopen = zww 

Zin 2: Wordt = hww, geplaatst = zww

Zin 3: Zullen = hww, moeten = hww, oplossen = zww 

Slide 3 - Tekstslide

Nakijken opdracht 1
Zin 4: Werd = kww

Zin 5: Bleek = hww, zijn = kww
 
Zin 6:  Zou = hww, kunnen = hww, blijven = kww

Slide 4 - Tekstslide

            Nakijken opdracht 2                                                             


Zin 1: Wordt = kww
                                      
Zin 2: Kan = hww, veroorzaken = zww

Zin 3: Is = hww, gesprongen = zww

Zin 4: Blijken = hww, worden = kww

Slide 5 - Tekstslide

            Nakijken opdracht 2                                                             


Zin 5: Zouden = hww
, reizen = zww 

Zin 6:  Werd = hww
, gemaakt = zww 

Zin 7: Wordt = hww
, gewonnen = zww 

Zin 8: Blijken = hww, geven = zww 

Slide 6 - Tekstslide

Lesdoelen
1. Na vandaag kun je voorzetsels herkennen en gebruiken in een zin.
2. Na vandaag weet je het verschil tussen een voorzetsel en een deel van een scheidbaar werkwoord.

Slide 7 - Tekstslide

Uitleg voorzetsels
- Voorzetsels staan vaak bij een zelfstandig naamwoord

Slide 8 - Tekstslide

Uitleg voorzetsels
- Voorzetsels staan vaak bij een zelfstandig naamwoord
- Voorzetsels kunnen drie dingen aangeven: 
1. plaats
2. tijd
3. reden/oorzaak

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeelden
1. Plaats – in de schuur, te Nijmegen, op het dak, bij mij
2. Tijd – tijdens de pauze, gedurende de oorlog, na de les
3. Reden/oorzaak – vanwege de dichte mist; door de kredietcrisis

Slide 10 - Tekstslide

Voorzetseluitdrukkingen
- Vaste combinaties van woorden

Slide 11 - Tekstslide

Voorzetseluitdrukkingen
- Vaste combinaties van woorden

Voorbeelden:
- Iemand op zijn nummer zetten
- Iets achter de hand houden
- Iemand in de maling nemen

Slide 12 - Tekstslide

Let op!
- Voorzetsels kunnen soms ook achter het zelfstandig naamwoord staan. 

Slide 13 - Tekstslide

Let op!
- Voorzetsels kunnen soms ook achter het zelfstandig naamwoord staan. 

Voorbeeld: 
- We liepen de dijk op
- De brommer reed de sloot in

Slide 14 - Tekstslide

Let op!
- Scheidbare werkwoorden: opblazen, aanbellen, uitzoeken, voorstellen

Een deel van het scheidbare werkwoord noem je geen voorzetsel. Het gedeelte hoort gewoon bij het werkwoord

Slide 15 - Tekstslide

Kort samengevat
1. Voorzetsels staan vaak bij een zelfstandig naamwoord.
2. Met voorzetsels kun je 3 dingen weergeven: plaats, tijd of reden/oorzaak
3. Als je twijfelt denk je aan: …. de kast en …. het schoolfeest
4. Let op! Het voorzetsel kan soms ook achter het zelfstandig naamwoord staan.
5. Let op! Delen van scheidbare werkwoorden noem je geen voorzetsel.

Slide 16 - Tekstslide

Oefenen
1. Schrijf 2 zinnen op met een voorzetsel dat de plaats aangeeft
.
2. Schrijf 2 zinnen op met een voorzetsel dat de tijd aangeeft.

2 minuten

Slide 17 - Tekstslide

Zelfstandig werken
- Opdracht 3, 4 en 5 maken (blz. 197-148)
- Hulp: Eerst theorie nog eens lezen, dan vinger opsteken
- 20 minuten 

- Klaar: verder met opdracht 6 
timer
20:00

Slide 18 - Tekstslide