Week 48 Signaalwoorden uitleg

Signaalwoorden
Tijdens deze les leer je:
- wat signaalwoorden zijn
- waarom en wanneer ze gebruikt worden
- maak je kennis met een aantal Engelse signaalwoorden
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Signaalwoorden
Tijdens deze les leer je:
- wat signaalwoorden zijn
- waarom en wanneer ze gebruikt worden
- maak je kennis met een aantal Engelse signaalwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Signaalwoorden
Wat zijn signaalwoorden?
  • Dit zijn woorden die een tekstverband aanduiden.
  • Dit verband kan een relatie zijn tussen verschillende tekstdelen.
  • Deze delen kunnen een alinea, een zin of een stuk van een zin zijn.

Slide 2 - Tekstslide

Waarom signaalwoorden?

  1. - opsomming (addition) - vb. and
  2. - vergelijking (comparison) - vb. similarly
  3. - contrast (tegenstelling) - vb. however,
  4. - time (tijd) - vb. while
  5. - conclusie (conclusion) - vb. therefore
  6. cause and effect (oorzaak en gevolg) - vb. as a result


Slide 3 - Tekstslide

Signaalwoorden - signal words

1. She is good at maths, and also speaks 4 languages.
2. Despite she works hard, she doesn’t make much money.
3. George is very clever, but he doesn’t study his lessons .
4. He didn’t want to go to school today, however he had a very important exam.
5. In addition to French, she speaks Spanish.
6. He had a good time with his family, even though he was very busy yesterday.
7. She speaks three languages besides Dutch.
8. They helped them in spite of the difficulties
9. Although studying French seems difficult, it’s simpler than you think.

Slide 4 - Tekstslide

#1 - Addition (opsomming)
  • These words are used to sum up numerous things.
and
en
additionally
daarbovenop
in addition
daarbij, bovendien
moreover
bovendien
also
ook

Slide 5 - Tekstslide

#1 - Opsomming
  • Deze signaalwoorden kunnen gebruikt worden om verschillende gelijkwaardige dingen op te sommen.
and
en
first, second, third
eerste, tweede, derde
in addition
daarbij, bovendien
moreover
bovendien
also
ook

Slide 6 - Tekstslide

#1 - Addition - Example
The students and the teachers are part of the school environment. 

Slide 7 - Tekstslide

Which signal word indicates an addition?
A
first
B
but
C
however
D
because

Slide 8 - Quizvraag

#2 - Comparison (vergelijking)
  • These words are used compare numerous things.
similarly
gelijkend
likewise
zoals
in the same way
op dezelfde manier
in common
gelijkend aan

Slide 9 - Tekstslide

#2 - Comparison (vergelijking)
  • Deze woorden worden gebruikt om bepaalde zaken te vergelijken met elkaar.
similarly
gelijkend
likewise
zoals
in the same way
op dezelfde manier
in common
gelijkend aan

Slide 10 - Tekstslide

#2 - Comparison - example
She studies by writing all the words down.
Both pupils have that
in common.

Slide 11 - Tekstslide

Which signal word indicates a comparison?
A
likewise
B
but
C
however
D
because

Slide 12 - Quizvraag

#3 - Contrast (tegenstelling)
  • These words indicate a contradiction.
but
maar
although, even though
alhoewel, ondanks, hoewel, ook al
though
echter
even so
toch, desondanks
however
echter
in contrast
in tegenstelling tot 
instead
in plaats van 
nevertheless
toch, niettemin, desalniettemin
whereas
waarbij, terwijl
while
terwijl

Slide 13 - Tekstslide

#3 - Contrast (tegenstelling)
  • Deze woorden geven het tegenovergestelde aan. 
but
maar
although, even though
alhoewel, ondanks, hoewel, ook al
though
echter
even so
toch, desondanks
however
echter
in contrast
in tegenstelling tot 
instead
in plaats van 
nevertheless
toch, niettemin, desalniettemin
whereas
waarbij, terwijl
while
terwijl

Slide 14 - Tekstslide

#3 - Contrast - example
James did his homework, in contrast with Ellie, who did not. 

Slide 15 - Tekstslide

Which signal words indicates a contradiction?
A
so
B
consequently
C
because
D
instead

Slide 16 - Quizvraag

#4 - time (tijd)
  • The words indicate a time or a sequence in the text.
currently
momenteel
while
terwijl
now
nu
at first, second, third
als eerste, tweede, derde

Slide 17 - Tekstslide

#4 - time (tijd)
  • Deze woorden duiden een tijdverloop aan in de tekst.
currently
momenteel
while
terwijl
now
nu
at first, second, third
als eerste, tweede, derde

Slide 18 - Tekstslide

#4 - time - example
At first she was afraid, she was petrified.

Slide 19 - Tekstslide

Which signal words indicates a time?
A
so
B
consequently
C
because
D
secondly

Slide 20 - Quizvraag

#5 - Example (voorbeeld)
  • These words give an example or a set of examples in a text.
for example
bijvoorbeeld
for instance
bijvoorbeeld
such as
zoals
specifically
specifiek

Slide 21 - Tekstslide

#5 - Example (voorbeeld)
  • Deze woorden leiden een voorbeeld in. Dit kan dan een opsomming zijn of een situatieschets.
for example
bijvoorbeeld
for instance
bijvoorbeeld
such as
zoals
specifically
specifiek

Slide 22 - Tekstslide

#5 - Example - example
He hates cabbage vegetables such as cauliflower.

Slide 23 - Tekstslide

Which signal words indicates an example?
A
so
B
consequently
C
because
D
specifically

Slide 24 - Quizvraag

#6 - conclusion / summary (conclusie/samenvattend)
  • These words summarise a text or an article.
  • They make an assumption based on items given in the text. 
as a result
daarom
after all
tenslotte
consequently
als gevolg daarvan, met als gevolg
so
dus, daarom
therefore
daarom, dus
to sum up
samenvattend

Slide 25 - Tekstslide

#6 - conclusion (conclusie)
  • Deze woorden vatten een artikel of tekst kort samen of maken een bewering op basis van gevens in de tekst. 
as a result
daarom
after all
tenslotte
consequently
als gevolg daarvan, met als gevolg
so
dus, daarom
therefore
daarom, dus
to sum up
samenvattend

Slide 26 - Tekstslide

#6 - conclusion - example
Therefore we can say that schools do not employ enough teachers. 

Slide 27 - Tekstslide

Which signal word indicates a conclusion?
A
however
B
to sum up
C
because
D
and

Slide 28 - Quizvraag

#7 - cause & effect (oorzaak & gevolg)
  • cause: the reason something happened (why).
  • effect: what happens (because of the cause).
as a result
als gevolg van, daardoor
because
omdat
for
want
for that reason
om die reden

Slide 29 - Tekstslide

#7 - cause & effect (oorzaak & gevolg)
  • oorzaak:  dat is de reden dat iets gebeurde (waarom).
  • gevolg: wat er gebeurt (hierdoor).
as a result
als gevolg van, daardoor
because
omdat
for
want
for that reason
om die reden

Slide 30 - Tekstslide

#7 - cause & effect - example
The students went home because there was no teacher. 

Slide 31 - Tekstslide

Which signal word indicates cause and effect?
A
moreover
B
but
C
because
D
also

Slide 32 - Quizvraag

Exercises on all 7 categories
Choose the correct signal word in the following sentences.
 
Good luck!

Slide 33 - Tekstslide

My wife plays tennis ___ football.
A
so
B
but
C
and
D
such as

Slide 34 - Quizvraag

I can't sleep ___ I'm going to drink a glass of hot milk.
A
so
B
but
C
and
D
likewise

Slide 35 - Quizvraag

She can draw well, ___ she can't cook.
A
so
B
but
C
and
D
for example

Slide 36 - Quizvraag

He was very tired ___ he had stayed up late to watch the football match.
A
because
B
while
C
but
D
furthermore

Slide 37 - Quizvraag

Australia has some beautiful parts of countryside. ___ , they also have a lot of dangerous animals.
A
though
B
however
C
despite
D
so

Slide 38 - Quizvraag

___ television can be educational, I think it's better to read a book.
A
on the other hand
B
however
C
even though
D
At first

Slide 39 - Quizvraag

She had different methods of studying _________ memorising to a song is one of them.
A
on the other hand
B
however
C
for example
D
At first

Slide 40 - Quizvraag

________ you top your pizza, then you bake it.
A
on the other hand
B
however
C
for example
D
At first

Slide 41 - Quizvraag

I love drinking coffee even though it keeps me awake at night.

translate: 'even though'
A
behalve
B
hoewel
C
daarentegen
D
bovendien

Slide 42 - Quizvraag

Provided you pay the price, you will be able to enter the festival.

translate: 'provided'
A
mits, op voorwaarde dat
B
bijvoorbeeld
C
uiteindelijk
D
voor[dat]

Slide 43 - Quizvraag

Signal words...
therefore
A
daarom
B
kortom
C
tenzij
D
totdat

Slide 44 - Quizvraag

Signal words...
if
A
als
B
mits
C
tenzij
D
toch

Slide 45 - Quizvraag

Signal words...
furthermore =
A
bovendien
B
maar
C
omdat
D
desondanks

Slide 46 - Quizvraag

Signal words...
although
A
behalve
B
hoewel
C
ondanks
D
sinds

Slide 47 - Quizvraag

Fill in the correct signal word:
Climates are changing ______ global warming.
A
in spite of
B
as a result of
C
in order to
D
although

Slide 48 - Quizvraag

Emphasis
Addition
Contrast
Result
however
in contrast
above all
furthermore
nevertheless
most importantly
on the other
consequently
certainly
besides
moreover
what is more
due to
therefore
so
that is why
for instance
although
in fact

Slide 49 - Sleepvraag