Je kunt de invloeden op organismen indelen in biotische en abiotische factoren.
Je kunt de niveaus van de ecologie beschrijven.
Je kunt aangeven hoe de grootte van een populatie wordt beïnvloed door biotische en abiotische factoren.
Slide 3 - Tekstslide
Woordenlijst
biotische factoren
abiotische factoren
individu
populatie
ecosysteem
biologisch evenwicht
optimumkromme
Slide 4 - Tekstslide
Inleiding
Het ene jaar zijn er veel vogels in de tuin, het jaar daarna minder. Dit kan bijvoorbeeld komen door een heel koude winter. Allerlei factoren zijn van invloed op het aantal individuen van een soort.
Slide 5 - Tekstslide
Biotische factoren zijn alle levende wezens die invloed hebben op een soort.
Invloeden uit de levenloze natuur noem je abiotische factoren, de niet-levende dingen.
Slide 6 - Tekstslide
Invloeden uit de leefomgeving
Slide 7 - Tekstslide
De organisatieniveaus van de ecologie.
Slide 8 - Tekstslide
Individu
Eén enkel organisme is een individu
Slide 9 - Tekstslide
Populatie
Een populatie is een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied, die zich onderling voortplanten.
Slide 10 - Tekstslide
Ecosysteem
Alle abiotische factoren en populaties in een bepaald gebied vormen samen een ecosysteem.
Ecosystemen die in Nederland veel voorkomen, zijn bijvoorbeeld een duingebied, een bos, een sloot en een heideveld.
Slide 11 - Tekstslide
Populatiegrootte
De populatiegrootte is afhankelijk van biotische en abiotische factoren.
Als deze factoren gunstig zijn, neemt de populatiegrootte toe. Zijn de omstandigheden ongunstig, dan neemt de populatiegrootte af.
Slide 12 - Tekstslide
Biologisch evenwicht tussen konijnen en vossen.
Slide 13 - Tekstslide
1e jaar • normale weersgesteldheid: evenwicht
Slide 14 - Tekstslide
2e jaar • weinig gras door lage temperaturen en droogte • Konijnen sterven door voedselgebrek.• Vossen krijgen weinig jongen en trekken weg.
Slide 15 - Tekstslide
3e jaar • veel gras door warm en vochtig weer • Konijnen en vossen krijgen veel jongen.• Vossen van elders trekken het ecosysteem binnen.
Slide 16 - Tekstslide
4e jaar • normale weersgesteldheid: evenwicht
Slide 17 - Tekstslide
Optimumkromme
Slide 18 - Tekstslide
Optimumkromme
Een temperatuur van 22 °C is de optimumtemperatuur voor guppy’s.
Optimum betekent ‘de beste’. De invloed van de temperatuur op guppy’s kun je weergeven in een diagram (zie afbeelding 5). Zo’n diagram heet een optimumkromme.
Slide 19 - Tekstslide
Tolerantiegebied
Het tolerantiegebied is het gebied waarin de organismen kunnen overleven. Voor een guppy ligt het tolerantiegebied tussen 5 °C en 38 °C.