Ec. bekeken 3TL: 2.2

H2.2 
Betalen en bankieren

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H2.2 
Betalen en bankieren

Slide 1 - Tekstslide

Indexcijfer berekenen

Slide 2 - Tekstslide

0

Slide 3 - Video

Indexcijfer berekenen

Slide 4 - Tekstslide

Wat voor soort geld staat er op een betaalrekening?
A
Chartaal
B
Giraal

Slide 5 - Quizvraag

Als je contactloos betaalt, wat gebeurt er dan met jouw chartale en girale geld?
A
chartaal: blijft gelijk giraal: neemt toe
B
chartaal: neemt toe giraal: neemt toe
C
chartaal: neemt af giraal: neemt toe
D
chartaal: blijft gelijk giraal: neemt af

Slide 6 - Quizvraag

Een nieuwe trui betalen met je bankpas. Je gebruikt je geld als:
A
Ruilenmiddel
B
Rekenmiddel
C
Spaarmiddel

Slide 7 - Quizvraag

Op welke manier(en) kan je betalen?

Slide 8 - Woordweb

Leerdoelen
- Je kan het verschil uitleggen tussen een betaalrekening en een spaarrekening
- Je kan in eigen woorden uitleggen wat het verschil is tussen een bankpas en een creditcard
- Je kan herkennen wanneer een saldo credit of debet is.

Slide 9 - Tekstslide

Creditcard
Betalen met de creditcard is een vorm van giraal betalen. De creditcardmaatschappij schiet het geld voor.
Pas aan het eind van de maand worden de betalingen van je rekening afgeschreven.

Slide 10 - Tekstslide

Bankrekening

Creditsaldo:

Bij een positief saldo, heb je geld te goed, je staat in de "plus". 


Debetsaldo

Als je meer uitgeeft dan tot je op je rekening hebt staan, ontstaat er een tekort. Zo een negatief saldo noem je ook wel 'rood staan'. Hier betaal je rente over (debetrente).

Slide 11 - Tekstslide

Nieuw saldo berekenen
Oud saldo
+ Ontvangsten (credit)
- Uitgaven (debet)
------------
Nieuw saldo

Slide 12 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een betaalrekening en een spaarrekening?

Slide 14 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een bankpas en een creditcard?

Slide 15 - Open vraag

Bij een creditsaldo heb je een .... saldo op je rekening
A
positief
B
negatief

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Video

H2.3
opdracht 1, 2 en 3 samen

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide