Vrijdag 8 november Werkwoordspelling 3B

Welkom 3B!
- Telefoon uit en in de bak
- Zitten vanaf de eerste rij

- Laptop DICHT op tafel

- Pet en muts af
- Oortjes uit
timer
3:00
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, mavo, havoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom 3B!
- Telefoon uit en in de bak
- Zitten vanaf de eerste rij

- Laptop DICHT op tafel

- Pet en muts af
- Oortjes uit
timer
3:00

Slide 1 - Tekstslide

WELKOM!
Lesdoelen.

Na vandaag kan je:
1. werkwoorden tt en vt correct spellen;
2. het voltooid deelwoord correct spellen. 
3. zonder spelfouten werkwoorden vervoegen.
Dus: geen schrijffouten meer in de werkwoorden met d's en t's.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe spel je de tegenwoordige tijd?
  1. Zoek het hele werkwoord.
  2. Haal -en eraf,  dan heb je de stam. Van de stam maak je de ik-vorm.

rennen                                                            fietsen
Ik ren (ik-vorm)                                           Ik fiets  (ik-vorm)
Jij rent / ren jij?                                          Jij fietst / fiets jij?
Hij/zij rent                                                     Hij/zij fietst
Wij rennen                                                    Wij fietsen
Jullie/zij rennen                                         Jullie/zij fietsen

Slide 3 - Tekstslide

Weet je het nog?     Z-S    V-F

blozen
stam: bloz-       ik-vorm bloos
hij bloost
wij blozen

heb(ben) gebloosd 








leven
stam: lev-        ik-vorm leef
hij leeft
wij leven 

heb(ben) geleefd

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

tt:
Hans (kleden) ...... zich aan.
A
kleed
B
kleedt
C
kled
D
kleet

Slide 6 - Quizvraag

(Worden) zij kampioen?
A
wordt
B
word

Slide 7 - Quizvraag

Het (gebeuren) niet vaak dat ik de les niet leuk (vinden).
A
gebeurt
B
gebeurd
C
vindt
D
vind

Slide 8 - Quizvraag

tt:
Hij (beantwoorden) ..... de vraag.
A
beantwoort
B
beantword
C
beantwoord
D
beantwoordt

Slide 9 - Quizvraag

(worden) Hij ... later eigen baas.
A
word
B
wort
C
wordt

Slide 10 - Quizvraag

Wanneer (worden) je oma nu geopereerd aan haar knie?
A
wordt
B
word

Slide 11 - Quizvraag

tt:
Mijn broer (fietsen) ...... naar huis.
A
fiets
B
fiest
C
fiet
D
fietst

Slide 12 - Quizvraag

Voltooid deelwoord
  • Werkwoordsvorm (vervoeging met voorvoegsel ge-, be-,  ver-, ont-, .........)
  • Er staat altijd een persoonsvorm van hebben, worden , zijn   in de zin.
  • Gebruik de verlengproef. Daarmee hoor je vaak wat de  laatste letter     moet  zijn!        Hij heeft gerend (want hij rende)                                                                                         Zij heeft gefietst  (want zij fietste)
  • Een voltooid deelwoord eindigt op: -d ,  -t , -en  (gerend, gefietst, gelopen)
  • Twijfel tussen d of t? Zit de laatste letter van de stam in 't ex-kofschip? Dan is het een -t.

Slide 13 - Tekstslide

De architect heeft (berekenen) hoe groot het dakterras mag zijn.
A
berekent
B
berekend

Slide 14 - Quizvraag

Hij heeft de vraag goed ...... (beantwoorden)
A
beantwoordt
B
gebeantwoord
C
geantwoord
D
beantwoord

Slide 15 - Quizvraag

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
Hij heeft haar (beschermen)
A
Beschermd
B
Beschermt

Slide 16 - Quizvraag


De overvaller heeft alles snel (bekennen).
A
bekent
B
bekend

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Video

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
Zij hebben (betalen).
A
betaalt
B
betaald

Slide 19 - Quizvraag

Noteer het voltooid deelwoord:
Ik heb het hem gisteren ... (vertellen)

Slide 20 - Open vraag

Tips om werkwoordspelling
 te oefenen

Website om te oefenen:
De oefeningen zonder slotje
moet je maken!
     

Slide 21 - Tekstslide

Lesdoelen gehaald???

1. kan je nu werkwoorden in de tegenwoordige tijd correct spellen?
2. kan je nu het voltooid deelwoord correct spellen?
3. kan je nu zonder spelfouten werkwoorden vervoegen, dus: geen schrijffouten meer maken in de woorden met d's en t's?

Slide 22 - Tekstslide