Context van de zorgvrager les 6 MW

Context van de zorgvrager
Les 6

FAMILIES IN ALLE SOORTEN EN MATEN
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
Directe zorgSecundair onderwijs

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Context van de zorgvrager
Les 6

FAMILIES IN ALLE SOORTEN EN MATEN

Slide 1 - Tekstslide

CASUS: ALLE SOORTEN FAMILIES

Slide 2 - Tekstslide

CASUS: ALLE SOORTEN FAMILIES

Slide 3 - Tekstslide

16.3 Families in alle soorten en maten. 
16.3.1 De familie met schuldgevoelens. 

Slide 4 - Tekstslide

Om welke redenen kunnen familieleden zich schuldig voelen?

Slide 5 - Open vraag

Hoe kan een familie zijn schuldgevoelens uiten?

Slide 6 - Open vraag

Casus: Karine gaat met pijn in het hart weg van haar dementerende moeder, die haar bij het afscheid naroept: “Ondankbaar kind. Nooit kom jij bij mij op bezoek. Ik zit hier altijd alleen en jij komt mij niet eens gezelschap houden!” Karine ziet jou staan en zegt vertwijfeld: “Hoe vaak komen andere mensen eigenlijk bij hun ouder op bezoek?” - Wat zeggen/doen?

Slide 7 - Open vraag

Tips bij de familie met schuldgevoelens:
  • Veroordeel niet
  • Benoem gevoel
  • Geef uitleg en informatie
  • Toon dat het goed gaat met de ZV
  • Stel je open voor het verhaal (open houding)
  • Betrek hen bij activiteiten
  • Verwijs –indien nodig- door

Slide 8 - Tekstslide

16.3 Families in alle soorten en maten. 
16.3.1.1 Ongewenste reacties bij familieleden 
  • Uit ontwetendheid of onbegrip. 

zie voorbeelden cursus 

Slide 9 - Tekstslide


Welke reacties tonen familieleden wel eens tegenover een zorgvrager die jij ongepast vindt?

Slide 10 - Open vraag

Tips bij de familie met ongewenste reacties:
  • Familie heeft geen slechte bedoelingen – kaderen 
  • Veroordeel niet & help met kennis – geef info
  • Bespreek situatie en geef elkaar tips
     

Slide 11 - Tekstslide

16.3.2 Familie die steeds klaar staat met kritiek. 
  • Verschillende redenen

  Reden 1: BEZORGHEID – familie heeft recht op informatie. 

Oefening:   Ga in volgende voorbeelden na waarom de familie bezorgd is & wat ze te weten willen komen:

Slide 12 - Tekstslide

1. “Mijn vrouw zegt dat ze vandaag nog niet gewassen is. Wat voor een instelling is dat hier eigenlijk?”

Slide 13 - Open vraag

2. “Hoe komt mijn moeder aan die doorligwonde? Leg me dat eens piekfijn uit?!”

Slide 14 - Open vraag

3. “Voor het geld dat ik hier betaal, kan er toch wel wat beters op tafel komen, zeker!”

Slide 15 - Open vraag

4. “Het is nog niet erg genoeg dat mijn vader in een RVT moet zitten. Nu zetten jullie nog spijlen aan zijn bed ook. Hij zit hier gewoon gevangen!”

Slide 16 - Open vraag

16.3.2 Familie die steeds klaar staat met kritiek. 

Reden 2: familie zit IN DE KNOEI met eigen gevoelens, voelen zich niet goed in hun vel =boosheid, kritiek ...

Slide 17 - Tekstslide

Tips bij de familie met kritiek:
  • Toon wat jullie goed doen
  •   Niet persoonlijk nemen – rustig reageren
  • Luister actief & zeg en erken wanneer feedback terecht is

Slide 18 - Tekstslide

16.3.3 De ongeïnteresseerde familie

Waarom? 
  • niet aankunnen
  • niet durven aanspreken
Zelden echte desinteresse!!



Slide 19 - Tekstslide

Kenmerken
'ongeïnteresseerde familie'?

Slide 20 - Woordweb

Tips bij de ongeïnteresseerde familie:
  • Betrekken
  •   Spreek hen zelf eens aan
  • Geef informatie en uitleg


Wat zou jij doen in volgende situatie?

Slide 21 - Tekstslide

Melanie zegt: “Ik wou dat mijn kinderen eens langskwamen… Eén keer zou al fijn zijn. Soms denk ik dat ze mij vergeten zijn … of ben ik nu zo slecht dat ze mij niet willen zien.”

Slide 22 - Open vraag

16.3.4 De meezorgende familie

Slide 23 - Tekstslide

Kenmerken
'meezorgende familie'?

Slide 24 - Woordweb

Welk principe hanteert jouw stageplaats/ werk? Mag een familielid helpen? Bij de verzorging/activiteiten?

Slide 25 - Open vraag

16.3.5 De familie die zelf hulp nodig heeft

  • Moeilijk om in beperkte contacten in te schatten!!
  • Geen vaste criteria voor doorverwijzing (situaties & personen =/=)

Oefening: Zeg van volgende voorbeelden tot welk soort familie de persoon behoort. Hoe zou je met de situatie omgaan? Wat zou je doen/ zeggen?

Slide 26 - Tekstslide

1) Een dochter komt bij haar dementerende moeder sinds januari. Het is nu maart en nog steeds komt ze elke dag huilend binnen.

Slide 27 - Open vraag

2) Mevrouw De Smet uit voor de zoveelste maal haar ongenoegen over de vlek op de blouse van haar moeder. Wanneer krijgt ze eindelijk een nieuwe blouse aan?!

Slide 28 - Open vraag

3) Een vrouw staat aan het bed van haar door CVA verlamde man. Ze roept hem toe: “Je mag niet ziek zijn. Ik heb je nodig. Ik kan dit niet alleen.”

Slide 29 - Open vraag

4) Een vader kijkt al een week weg van zijn zoon met beginnende Huntington, telkens hij begint te beven. Hij denkt: waarom mijn zoon en niet ik?

Slide 30 - Open vraag

Algemene tips in de omgang met verscheidene familieleden. 
 Benoem wat je ziet/hoort
 Maak even tijd – luister actief
 Geef de nodige informatie
 Erken indien feedback terecht is
 Niet ingaan op negatieve – wending geven naar oplossingen


Slide 31 - Tekstslide

Algemene tips in de omgang met verscheidene familieleden. 
 Vertellen waar ze terecht kunnen
 Doorverwijzen indien nodig
 Betrek indien mogelijk
 Het woord ‘maar’ roept veelal negatieve reacties op: het ontkracht alles wat ervóór wordt gezegd… Gebruik liever ‘EN’

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

IMPACT CORONA - LOCKDOWN

Slide 34 - Tekstslide

HERKENNINGSPUNTEN?
ERVARINGEN?

Slide 35 - Open vraag

KOPPELING Opdr. familie
Lees artikel in bijlage & beantwoord de vragen:
°Omschrijf een situatie waarin je een probleem opmerkte i/d omgang met familie /5
      Wat/waar/reactie? (2) – Type familie? (1) – Achterliggend probleem? (1) –             Alternatieven? (1)
°Sta stil bij jouw eigen ‘familie-zijn’? /5
       Type familie & waarom? (2) – Hoe omgang met personeel zo aangenaam          mogelijk maken? Beschrijf minstens 3 manieren (3)

Slide 36 - Tekstslide

KOPPELING synthese - casus C.
“C. krijgt, zoals reeds eerder vermeld, elke week bezoek van haar zoon. Hij brengt zijn hondje mee, iets waar C. heel hard naar uitkijkt! Als het hondje er niet bij kan zijn, kan C. beteuterd reageren. De zoon is echt een mee-zorgend familielid. Hij brengt steeds iets lekkers mee voor C. van de markt. Maar ook vers fruit en andere dingen. C. is altijd blij als ze iets lekkers kan eten.
De zoon komt C. gezelschap houden. Hij komt dus meer dan de dochter (in tegenstelling tot de cijfers), omdat zij in het buitenland is. Hij is de primaire mantelzorger. C. kijkt altijd erg uit naar de bezoeken, ze lijkt ook tot rust te komen als haar zoon bij haar is. De zoon vindt het echter ook erg aangenaam om een leuk contact te houden met de VZ. Er zijn specifieke VZ waar hij graag met praat. Soms durft de zoon al eens iets meer te zeggen over het verleden (zie institutionele context). Dan kan hij de familie zijn ‘die zelf hulp nodig heeft’. Hier is het belangrijk om hem te erkennen en een luisterend oor te bieden (NAGY).             … zie volgende slide”

Slide 37 - Tekstslide

KOPPELING synthese - casus C.
“C. heeft altijd zelf hulp nodig gehad vanwege haar geestesziekte. Haar man was haar zorgpartner tot zijn overlijden. C. vindt het hebben van een ‘goede man’ ook heel erg belangrijk (zie institutionele context: bidden voor een man voor mij).

C. is zoals gezegd erg gelovig. Ze ging vroeger naar de kerk en had hier haar kennissenkring. Nu zijn velen van hen niet meer in beeld vanwege de kleiner wordende leefwereld (maatschappelijke context).
Het is belangrijk voor C. om zondag de mis te kunnen volgen. Deze volgt ze het liefst alleen op haar kamer via de televisie. Maar als er een rozenkrans wordt gehouden voor de overleden medebewoners, wil C. hier graag bij zijn.
 
… zie volgende slide”

Slide 38 - Tekstslide

KOPPELING synthese - casus C.
“Het is aangenaam om met de zoon afspraken te maken, hij is geen moeilijk type. Hij probeert zich steeds in te leven in de situatie van de zorgverleners. Hij vindt het belangrijk om een goed contact te houden met de zorgverleners.
De zoon is expert als het gaat over de schizofrenie en het dementieproces van zijn moeder. Hij weet wanneer ze stabiel is en wanneer het slechter gaat. Hij kan aangeven dat de medicatie al dan niet effectief is. Wij ondersteunen de zoon ook als C. verwarde episodes heeft, we geven dan aan dat we eerst gaan onderzoeken of C. geen urineweginfectie heeft. C. heeft nl. vaak UWI en daardoor kan ze ook verward zijn.
Soms had ik het gevoel dat de zoon zich schuldig voelde. Alsof hij meer had willen doen voor haar. Diep vanbinnen weet hij wel dat de situatie nu eenmaal zo is en dat hij altijd zijn best heeft gedaan. Samen zorgen we voor een goede zorgverlening voor C.”


Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide