Vitale functies

quiz 
                                                                                       Kennis vitale functies 
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

quiz 
                                                                                       Kennis vitale functies 

Slide 1 - Tekstslide

Vitale functies komt van 'vita'
Wat betekent 'vita'
A
Belangrijk
B
Krachtig
C
Leven
D
Vitamine

Slide 2 - Quizvraag

Observatie ademhaling
  • Frequentie (30 sec, tellen, x 2 = ah/min.)
  • Diepte en gelijkmatigheid
  • Ritme of regelmaat
  • Geluid
  • Kleur van de zorgvrager

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de normale ademfrequentie van een volwassene?
A
15 - 20 x/min.
B
20 - 25 x/min.
C
40 - 60 x/min.
D
60 - 80 x/min.

Slide 4 - Quizvraag

Frequentie
De frequentie is het aantal ademhalingen per minuut. De normale ademfrequentie is:
bij volwassenen 14 tot 18 maal per minuut;
bij kinderen 20 tot 25 maal per minuut;
bij baby's 30 tot 40 maal per minuut



Slide 5 - Tekstslide

ademfrequentie
hoge ademfrequentie komt voor bij aandoeningen van longen en luchtwegen, bij hartafwijkingen, koorts, lichamelijke inspanning en emotie.

Een lage ademfrequentie komt voor in slaap- en rusttoestand en na het gebruik van slaapmiddelen.


Slide 6 - Tekstslide

Saturatiewaarden
  • Normaal 96 - 100%
  • Bij COPD, hartfalen: 92 - 100%

Slide 7 - Tekstslide

2

Slide 8 - Video

00:25
Wat is een goede waarde voor de zuurstofsaturatie?
A
36 - 40%
B
56 - 60%
C
76 - 80%
D
96 - 100%

Slide 9 - Quizvraag

00:00
Wat meet je met de saturatiemeter?
A
Ademfrequentie
B
Hoeveel lucht iemand inademt
C
% zuurstof dat aan rode bloedcellen is gebonden
D
% zuurstof dat zich in de longen bevindt

Slide 10 - Quizvraag

Pols tellen: wat observeer je?
  • Frequentie (60 - 90 x per minuut)
  • Gelijkmatigheid
  • Ritme, regelmaat
  • Spanning en volume (vulling)

Slide 11 - Tekstslide

5

Slide 12 - Video

00:20
Wat is de normale hartfrequentie van een volwassene?
A
20 - 60 x/min.
B
40 - 80 x/min.
C
60 - 100 x/min.
D
80 - 120 x/min.

Slide 13 - Quizvraag

01:14
Wat is de hartfrequentie van deze dame?
A
15 x/min.
B
20 x/min.
C
60 x/min.
D
80 x/min.

Slide 14 - Quizvraag

01:14
verlaagde hartfrequentie (bradycardie)


bij conditieverbetering;

tijdens de slaap;
bij braken;
bij hersenaandoeningen;
bij hartafwijkingen;
na bepaald medicijngebruik;
in een later stadium van shock.





Slide 15 - Tekstslide

01:14
verhoogde hartfrequentie (tachycardie)
emoties;

koorts (bij een temperatuurstijging van 1 °C neemt de hartfrequentie met acht tot twaalf slagen toe);
bloedingen;
hartafwijkingen;
bepaald medicijngebruik.



Slide 16 - Tekstslide

01:14
Hartslagen per minuut
bij pasgeborenen: 120 tot 140 slagen per minuut;

bij kinderen: de frequentie hangt sterk af van de leeftijd, maar is hoger dan bij volwassenen;
bij volwassenen: 60 tot 90 slagen per minuut.

Slide 17 - Tekstslide

Bloeddruk
  • Bovendruk (systole): druk in de bloedvaten als het hart samentrekt
  • Onderdruk (diastole): druk in de bloedvaten als het hart ontspant
  • Weergeven in mm Hg = millimeter kwik
  • RR (Riva Rochy) of tensie

Slide 18 - Tekstslide

Afwijkende bloeddruk
  • Hypertensie (vaker dan 1x gemeten):
  • Systole > 140 mm Hg (> 80 jaar > 160 mm Hg)
  • Diastole > 90 mm Hg
  • Hypotensie

Slide 19 - Tekstslide

3

Slide 20 - Video

00:24
Hoe veel cm. moet de manchet boven de elleboogplooi worden aangebracht?
A
0 cm.
B
2 - 3 cm.
C
3 - 4 cm.
D
4 - 5 cm.

Slide 21 - Quizvraag

01:11
Wat hoor je bij de eerste harttoon?
A
De bovendruk
B
De polsdruk
C
De onderdruk
D
De hartdruk

Slide 22 - Quizvraag

01:43
Wat kun je zeggen over de bloeddruk van deze mevrouw?
A
Ze heeft hypertensie
B
Ze heeft een normale bloeddruk
C
Ze heeft hypotensie

Slide 23 - Quizvraag

Lichaamstemperatuur
  • Normaal: 36.0 – 37.4 ºC
  • Verhoging: 37.5 – 37.9 ºC
  • Koorts: > 38.0 – 40.0 ºC
  • Hyperthermie: > 40 ºC
  • Onderkoeling (hypothermie): < 35.0 ºC

Slide 24 - Tekstslide

Temperatuur meten
  • Rectaal (rectum)
  • Axillair (oksel)
  • Oraal (mond)
  • Tympanisch (oor)
  • Voorhoofd met infrarood

Slide 25 - Tekstslide

1

Slide 26 - Video

00:57
Hoe heet het als je de temperatuur meet in het oor?
A
Axillair
B
Oraal
C
Rectaal
D
Timpanisch

Slide 27 - Quizvraag

Wat kun je zeggen over
de temperatuur op deze thermometer?
A
Hypothermie
B
Koorts
C
Normaal
D
Verhoging

Slide 28 - Quizvraag

Bewustzijn

Slide 29 - Tekstslide

3

Slide 30 - Video

01:35
Wat is de score van een zorgvrager die bij aanspreken de ogen opent?
A
E 2
B
E 3
C
M 2
D
M 3

Slide 31 - Quizvraag

03:39
Wat is de score van een zorgvrager die beide duimen in de lucht steekt als dat wordt gevraagd?
A
M 1
B
M 6
C
V 1
D
V 6

Slide 32 - Quizvraag

06:11
Wat is de score van een zorgvrager die niet weet waar hij is en welke dag het is?
A
V 1
B
V 2
C
V 4
D
V 5

Slide 33 - Quizvraag