COM - Reader 2 P2

Quiz alle hoofdstukken
Marketingcommunicatie
2024/2025
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
Marketing & CommunicatieMBOStudiejaar 1-3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Quiz alle hoofdstukken
Marketingcommunicatie
2024/2025

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Sleepvragen;
  • Meerkeuzevragen: in vakken in de klas;
  • Link naar begrippenlijst op Studygo;
  • Feedback voor mij.

Slide 2 - Tekstslide

Sleepvragen (5)

Slide 3 - Tekstslide

C2B
B2B
C2C
B2C
Communicatie tussen bedrijven. 
Communicatie vanuit een bedrijf naar de klant.
Communicatie vanuit de klant naar een bedrijf.
Communicatie tussen klanten onderling. 

Slide 4 - Sleepvraag

Monomediale communicatie
Multichannel communicatie
Crosschanel communicatie 
Omnichannel communicatie

Slide 5 - Sleepvraag

Eén merknaam en één visuele identiteit.
Ieder product heeft een eigen merknaam maar de identiteit van het moederbedrijf blijft zichtbaar.
Ieder merk heeft een eigen identiteit. De identiteit van het moederbedrijf is niet zichtbaar.

Slide 6 - Sleepvraag

Tweezijdige positionering
Uitvoerings-positionering
Informationele positionering
Transformationele positionering
Benadrukt de functionele en praktische voordelen.
Richt zich op de emotionele voordelen en de beleving.
Combineert zowel functionele als emotionele voordelen.
Focust op de creatieve presentatie en de visuele aantrekkelijkheid. 

Slide 7 - Sleepvraag

Doelgroep
Persona
Publieksgroep
Stakeholder
Actor
Brede groep mensen met algemene interesse in een bedrijf.
Specifieke groep/individu met direct belang bij het succes van een organisatie.
Specifieke groep/individu die een actieve rol speelt en belang heeft bij het succes v/d organisatie
Segmenten van het publiek die de organisatie wil bereiken met haar producten/campagnes.
Gedetailleerde, fictieve beschrijving van een ideale klant gebaseerd op onderzoek. 

Slide 8 - Sleepvraag

Meerkeuzevragen

Slide 9 - Tekstslide

Het totaalaanbod van een product/dienst noemen we:
A
De marketingmix
B
De marketingcocktail
C
De marketingtorpedo
D
De marketingbasis

Slide 10 - Quizvraag

Welke onderdelen komen er terug in de marketingmix?
A
Prijs, Product, Plaats, Promotie, Personeel
B
Patent, Prijs, Product, Precisie, Potentie
C
Prijs, Product, Patent, Populatie, Personeel
D
Patent, Precisie, Potentie, Promotie, Plaats

Slide 11 - Quizvraag

Welke 'P' is het belangrijkst bij het vak Communicatie?
A
Personeel
B
Promotie
C
Plaats
D
Product

Slide 12 - Quizvraag

Marketingcommunicatie gaat over ...
A
communicatie met de buitenwereld.
B
communiceren binnen een bedrijf.
C
het aanbod van het bedrijf.
D
het onderhouden van relaties.

Slide 13 - Quizvraag

Corporate communicatie gaat over ...
A
communicatie met de buitenwereld.
B
communiceren binnen een bedrijf.
C
het aanbod van het bedrijf.
D
het onderhouden van relaties.

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het doel van marketingcommunicatie?
A
De kennis van de doelgroep vergroten.
B
De kennis van de doelgroep verkleinen.
C
De attitude van de doelgroep verbeteren.
D
De attitude van de doelgroep beïnvloeden.

Slide 15 - Quizvraag

Met marketingcommunicatie wil je de attitude van de doelgroep beïnvloeden. Welke 3 fasen horen hierbij?
A
Cognitief, allergie, coöperatie
B
Cognitief, affectief, conatief
C
Coöperatie, affectief, conatief
D
Conatief, allergie, affectief

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de cognitieve fase?
A
De doelgroep komt in actie en koopt het product.
B
De doelgroep krijgt een goed gevoel bij het product.
C
De doelgroep maakt kennis met het product.

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de affectieve fase?
A
De doelgroep komt in actie en koopt het product.
B
De doelgroep krijgt een goed gevoel bij het product.
C
De doelgroep maakt kennis met het product.

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de conatieve fase?
A
De doelgroep komt in actie en koopt het product.
B
De doelgroep krijgt een goed gevoel bij het product.
C
De doelgroep maakt kennis met het product.

Slide 19 - Quizvraag

Op basis van de 3 fasen (cognitief, affectief, conatief) kun je communicatie opsplitsen in 2 soorten:
A
Themacommunicatie en assertieve communicatie
B
Theatrale communicatie en assertieve communicatie
C
Theatrale communicatie en actiecommunicatie
D
Themacommunicatie en actiecommunicatie

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen themacommunicatie en actiecommunicatie?
A
Themacommunicatie gaat over kennis en gevoel. Actie-communicatie gaat over het aansporen tot aankoop.
B
Themacommunicatie gaat over het aansporen tot aankoop. Actiecommunicatie gaat over kennis en gevoel.
C
Themacommunicatie gaat over het aansporen tot aankoop. Actiereclame gaat over kortingen.
D
Themacommunicatie gaat over kortingen. Actiereclame gaat over het vernieuwen van het product.

Slide 21 - Quizvraag

Welke fasen horen dus bij welke vorm van communicatie?
A
Themacommunicatie hoort bij Cognitief en Affectief. Actiereclame hoort bij Conatief.
B
Het is afhankelijk van je doelgroep welke fase bij welke vorm van communicatie hoort.
C
Actiecommunicatie hoort bij Cognitief en Affectief. Themacommunicatie hoort bij Conatief.
D
Themacommunicatie en actiecommunicatie horen beide bij alle drie de fasen.

Slide 22 - Quizvraag

Wat bedoelen we met 'geïntegreerde marketingcommunicatie'?
A
De samenhang van de communicatiemix.
B
De originaliteit van de communicatiemix.
C
De offerte van de communicatiemix.
D
De toetsing van de communicatiemix.

Slide 23 - Quizvraag

Een doelgroep is die groep mensen die het bedrijf wil bereiken met hun product/dienst.
Welke 2 subdoelgroepen kun je onderscheiden?
A
Marketingdoelgroep en centrale doelgroep
B
Mediadoelgroep en communicatie-doelgroep
C
Marketingdoelgroep en communicatie-doelgroep
D
Mediadoelgroep en centrale doelgroep

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een marketingdoelgroep en een communicatiedoelgroep?
A
De marketingdoelgroep is aan wie het bedrijf wil verkopen. De communicatiedoelgroep is met wie het bedrijf communiceert.
B
De communicatiedoelgroep is aan wie het bedrijf wil verkopen. De marketingdoelgroep is met wie het bedrijf communiceert.
C
Het verschil tussen de marketingdoelgroep en de communicatiedoelgroep hangt af van het product/dienst.
D
De marketingdoelgroep en de communicatiedoelgroep zijn hetzelfde. De woorden zijn synoniemen.

Slide 25 - Quizvraag

Bij welk item is er een duidelijk verschil tussen de marketingdoelgroep en de communicatiedoelgroep?
A
Kinderspeelgoed
B
Kleding voor volwassenen
C
Shampoo voor krullend haar
D
Mannenparfum

Slide 26 - Quizvraag

Een [...1...] geeft aan op welke manier een bedrijf de gekozen [...2...] wil bereiken.
A
1 - marketingstrategie 2 - marketingdoelstelling
B
1 - marketingdoelstelling 2 - marketingcommunicatie
C
1 - marketingcommunicatie 2 - marketingstrategie
D
1 - marketingdoelstelling 2 - marketingdoelgroep

Slide 27 - Quizvraag

Waarom is het belangrijk voor een bedrijf om marketingdoelstellingen en bijbehorende marketingstrategieën duidelijk te hebben?
A
Omdat de strategie bepaalt welke doelen het bedrijf moet behalen.
B
Omdat de concurrentie dan precies weet wat ze te wachten staat.
C
Omdat de doelgroep dan kan bepalen of ze het product/dienst willen aanschaffen.
D
Omdat de strategie bepaalt hoe de marketinginstrumenten ingevuld gaan worden.

Slide 28 - Quizvraag

Een bedrijf heeft zich gepositioneerd op het moment dat...
A
Het aanbod van het bedrijf aansluit bij het aanbod van de concurrenten.
B
Het aanbod van het bedrijf op een onderscheidende manier aansluit bij de doelgroep.
C
Het aanbod van het bedrijf overeenkomt met de trends en ontwikkelingen in de samenleving.
D
Het aanbod van het bedrijf erkent is door de branchevereniging en hier goedkeuring voor heeft gegeven.

Slide 29 - Quizvraag

De meeste bedrijven hebben een corporate story. Het verhaal dat een bedrijf over haarzelf vertelt. Wat wordt vaak nog meer in verwerkt?
A
Missie en visie
B
Missie en mission statement
C
Mission statement en strategische kloof
D
Visie en strategische kloof

Slide 30 - Quizvraag

Wat is de missie van een bedrijf?
A
Waar het bedrijf voor staat, het doel van het bedrijf.
B
Waar het bedrijf voor gaat, de toekomst.
C
Het verschil tussen de doelstelling en de uiteindelijke resultaten.

Slide 31 - Quizvraag

Wat is de visie van een bedrijf?
A
Waar het bedrijf voor staat, het doel van het bedrijf.
B
Waar het bedrijf voor gaat, de toekomst.
C
Het verschil tussen de doelstelling en de uiteindelijke resultaten.

Slide 32 - Quizvraag

Wat is de strategische kloof?
A
Waar het bedrijf voor staat, het doel van het bedrijf.
B
Waar het bedrijf voor gaat, de toekomst.
C
Het verschil tussen de doelstelling en de uiteindelijke resultaten.

Slide 33 - Quizvraag

De identiteit van een bedrijf heet de 'corporate identity'. Deze corporate identity bestaat uit 3 onderdelen die samen de 'corporate identity mix' vormen. Welke 3 onderdelen zijn dit?
A
Gedrag, communicatie, symboliek
B
Gedrag, imago, visie
C
Imago, missie, visie
D
Communicatie, symboliek, missie

Slide 34 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen de identiteit van een bedrijf en het imago van een bedrijf?
A
De identiteit is hoe de concurrentie het bedrijf ziet. Het imago is hoe de doelgroep het bedrijf ziet.
B
De identiteit is hoe een bedrijf zichzelf ziet. Het imago is hoe de buitenwereld het bedrijf ziet.
C
Het imago is hoe een bedrijf zichzelf ziet. De identiteit is hoe de buitenwereld het bedrijf ziet.
D
Het imago is hoe de concurrentie het bedrijf ziet. De identiteit is hoe de doelgroep het bedrijf ziet.

Slide 35 - Quizvraag

Het opbouwen van een goed imago is van groot belang voor een bedrijf. Ook moet een bedrijf rekening houden met 'imagoniveaus'. Wat zijn dit?
A
Imago's van derden zoals landen, branches, en gebruikers
B
Verschillende niveaus waarbinnen een bedrijf kan stijgen/zakken
C
Interne imago's van personeel, afdelingen en leveranciers
D
Imagoniveaus bestaan niet

Slide 36 - Quizvraag

Om naamsbekendheid te creëren, moet een bedrijf zorgen dat het onderscheidend en uniek is. Dit heet (...) of (...).
A
positionering - branding
B
positionering - marketing
C
marketing - branding
D
branding - strategie

Slide 37 - Quizvraag

Het onderhouden van relaties met publieksgroepen noemen we...
A
Relatiemarketing
B
Relatiemanagement
C
Relatiecommunicatie
D
Relatiesegmentatie

Slide 38 - Quizvraag

https://studygo.com/nl/learn/groups/353873/join?key=4650c1a

Neem de link over in je browser voor de begrippenlijst.

Slide 39 - Tekstslide

Niet behandelde sleepvragen
Heb ik t.b.v. de uitvoering (antwoorden dmv bewegen) meerkeuzevragen van gemaakt.

Slide 40 - Tekstslide

Themareclame
Actiereclame 

Slide 41 - Sleepvraag

missie
strategische kloof/gap
visie
ist/soll-situatie
Het doel van de organisatie.
Hoe het bedrijf de toekomst ziet.
Het verschil tussen de doelstelling en de uiteindelijke resultaten.
De situatie zoals hij is vs. hoe hij zou moeten zijn. 

Slide 42 - Sleepvraag

Interne communicatie
Externe communicatie
Marketing-communicatie
Corporate communicatie
Het communiceren met de buitenwereld.
Het communiceren binnen een bedrijf.
Communicatie over het aanbod van het bedrijf.
Communicatie om relaties te onderhouden. 

Slide 43 - Sleepvraag

Cognitieve fase
Affectieve fase
Conatieve fase
De doelgroep krijgt een goed gevoel bij een product/dienst.
De doelgroep komt in actie en koopt het product/dienst.
De doelgroep maakt kennis met het product/dienst.

Slide 44 - Sleepvraag