4H 7.1 Organismen

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Ecologie en milieu
7.1 Organismen
7.2 Populaties
7.3 Ecosystemen
7.4 Veranderde ecosystemen
7.5 Kringlopen
7.6 Duurzaamheid en natuurbescherming
7.7 Voedselproductie
7.8 Energie


BiNaS 93

Slide 2 - Tekstslide

Programma
  • Start thema 7 Ecologie en milieu
  • Leerdoelen
  • Uitleg basisstof 7.1 --> Organismen
  • Opdrachten maken
  • Afsluiting 

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen 7.1 
  • Je kunt beschrijven wat een ecosysteem is en wat de kenmerken ervan zijn.
  • Je kunt biotische en abiotische factoren binnen een ecosysteem noemen.
  • Je kunt de invloed van belangrijke abiotische factoren op organismen beschrijven. 



Slide 4 - Tekstslide

Wat weet je nog over ecologie uit H3?

Slide 5 - Woordweb

Welke van deze begrippen ken je nog het beste?
Pioniers-ecosysteem
Voedsel-keten
Levensge-meenschap
Piramide van biomassa
Abiotische factor

Slide 6 - Poll

Ecologie
De wisselwerking tussen organismen en hun omgeving


Kan op alle organisatieniveaus worden onderzocht.

Slide 7 - Tekstslide

Alle populaties samen in een bepaald gebied is een levensgemeenschap

Biotoop zijn alle abiotische factoren in een bepaald gebied

Levensgemeenschap + biotoop = ecosysteem


Slide 8 - Tekstslide

Als individuen van 2 verschillende populaties lange tijd niet met elkaar voortplanten

Bijvoorbeeld door geografische isolatie zoals een rivier of bergketen
  • Levensgemeenschap = alle populaties in een bepaald gebied samen
  • Biotoop = alle abiotische factoren in een bepaald gebied samen
  • Ecosysteem = alle abiotische en biotische factoren in een bepaald gebied samen
  • Biosfeer = alle ecosystemen op aarde samen
Definities 

Slide 9 - Tekstslide

Als individuen van 2 verschillende populaties lange tijd niet met elkaar voortplanten

Bijvoorbeeld door geografische isolatie zoals een rivier of bergketen
Habitat = leefgebied van een organisme binnen een ecosysteem zoals het wateroppervlak of de bosbodem

Definities 

Slide 10 - Tekstslide

Habitat
Een gebied waar dieren en planten leven is hun habitat,
 klein gebied binnen de biotoop

(biotoop = het abiotische deel van het ecosysteem)

Er kunnen in één biotoop verschillende habitats zijn.

Slide 11 - Tekstslide

Invloeden van het milieu op organismen

Slide 12 - Tekstslide

BODEM:



Soorten Bodems in NL

Slide 13 - Tekstslide

Eigenschappen van de bodem 
Eigenschappen zijn van invloed op de 
soortensamenstelling.
  • Bodemsoort --> zoals zand, klei
  • Grootte van bodemdeeltjes
  • pH
  • Hoeveelheid water in de bodem
  • Hoeveelheid zuurstof
  • Hoeveelheid humus 

Slide 14 - Tekstslide

Licht
  • Fotosynthese
  • Schaduwplanten of zonplanten
  • De daglengte heeft invloed op voortplanting van planten en dieren
  • Verticale migratie bij waterdieren zoals watervlooien

Slide 15 - Tekstslide

Water
Planten zijn aangepast op de beschikbare hoeveelheid water
  • Dikte cuticula (waslaagje)
  • Hoeveelheid huidmondjes
  • Grootte wortelstelsel

Waterdieren 
  • Zuurstofgehalte
  • Zoutgehalte

Slide 16 - Tekstslide

Temperatuur
Van invloed op de:
  • Enzymwerking
  • Koudbloedige dieren niet actief bij lage temperatuur

Slide 17 - Tekstslide

Een vos uit de woestijn ziet er heel anders uit dan een vos in een poolklimaat. Wat zijn kenmerken van een woestijnvos?
A
Kleine oren en een witte vacht
B
Kleine oren en een bruine vacht
C
Grote oren en een bruine vacht
D
Grote oren en een witte vacht

Slide 18 - Quizvraag

Tolerantie
Verspreidingsgebied (areaal) = het gebied waar een soort op aarde voorkomt.

Tolerantie: het vermogen van organismen om schommelingen in een abiotische factor te verdragen.


Slide 19 - Tekstslide

Tolerantie
  • Minimum (overlevingskans is minimaal)​
  • Optimum (overlevingskans is maximaal)​
  • Maximum (overlevingskans is minimaal)​


Slide 20 - Tekstslide

Tolerantie
Hoe breder de tolerantiecurve des te groter de tolerantie van een soort, des te meer waarden van die milieufactor zij aan kunnen.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Tolerantie is het vermogen van organismen om ...
A
schommelingen in een biotische factor te verdragen
B
schommelingen in een abiotische factor te verdragen
C
te kunnen overleven in een gebied
D
de wisselwerking tussen org en hun omg te bestuderen

Slide 23 - Quizvraag

Welke soort heeft de grootste tolerantie?
A
Soort a
B
Soort b
C
Zowel soort a als b, want er is overlap

Slide 24 - Quizvraag

Er is een verband tussen de tolerantie en het areaal van een soort.
Bekijk de afbeelding. Welke soort heeft het grootste tolerantiegebied?
A
soort A
B
soort B
C
soort C
D
soort D

Slide 25 - Quizvraag

Welke soort heeft de grootste tolerantie voor watertemperatuur
A
Lemna minor
B
Lemna turionifera
C
Spirodela ployrhiza

Slide 26 - Quizvraag

In diagram 1 staat de tolerantie weergegeven van een bepaalde soort voor de concentratie zouten in de omgeving. Er is geen duidelijk optimum-punt te zien, maar een 'tolerantiegebied'.
Wat betekent dat?
A
De soort verdraagt schommelingen in zoutconcentratie goed
B
De soort verdraagt schommelingen in zoutconcentratie slecht
C
Het gaat om een soort wat helemaal niet kan overleven in een zoute omgeving
D
Indien de zoutconcentraties nog hoger zijn zal er een optimum ontstaan bij de soort

Slide 27 - Quizvraag

Huiswerk

Lezen 7.1
Maken opdracht 1 t/m 7 begrippenlijst maken









Herhalen en/of extra oefenen

Oefenen Biologiepagina.nl


Slide 28 - Tekstslide