Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
2B - Overtreffende trap
11 de marzo de 2024
¡Bienvenid@s!
1 / 29
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Spaans
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1-3
In deze les zitten
29 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
50 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
11 de marzo de 2024
¡Bienvenid@s!
Slide 1 - Tekstslide
La clase anterior:
- IR a + infinitivo (futuro próximo)
- TENER que + infinitivo / HAY que + infinitivo
Slide 2 - Tekstslide
Hoy:
- Los grados de comparación
- Portafolio (check)
Slide 3 - Tekstslide
Los grados de comparación
1. Comparativo de igualdad =
gelijk
Met
bijvoeglijk naamwoord
:
Zij is
net zo
lang
als hij.
Met
zelfstandig naamwoord
: Hij heeft
net zoveel
geld
als zij.
2. Comparativo de superioridad (+) / inferioridad (-)
3. Bijzondere bijvoeglijk naamwoorden
Slide 4 - Tekstslide
Comparativo de igualdad
Met bijvoeglijk naamwoord
Tan
+
bijvoeglijk naamwoord
+
como
+
rest zin
Juan es
tan
guapo
como
su hermano
Met zelfstandig naamwoord
Tanto/a/os/as
+
zelfstandig naamwoord
+
como
+
rest zin
Laura tiene
tantos
coches
como
Sebastián
.
Slide 5 - Tekstslide
Comparativo de superioridad / inferioridad
Más / Menos
Slide 6 - Tekstslide
Comparativo de superioridad / inferioridad
Superioridad = vergrotende trap
Más
... +
que
...
Él tiene
más
dinero
que
ella.
Inferioridad = verkleinende trap
Menos
... +
que
...
Groninga es
menos
grande
que
Ámsterdam .
Slide 7 - Tekstslide
Bijzondere bijvoeglijknaamwoorden
Regelmatige en onregelmatige vormen
Slide 8 - Tekstslide
Bijzondere bijvoeglijknaamwoorden
Regelmatige en onregelmatige vormen
Slide 9 - Tekstslide
¡A trabajar!
Portafolio ejercicios 23 t/m 25
Check portafolio hasta ejercicio 22
Slide 10 - Tekstslide
¡Bienvenido!
12 de marzo de 2024
Slide 11 - Tekstslide
Los objetivos de aprendizaje
Los alumnos pueden escribir dos frases en las que utilizan el comparativo de igualdad (una con un sustantivo y otra con adjetivo)
Los alumnos pueden escribir dos frases; uno con la superioridad y otra con la inferioridad.
Los alumnos pueden escribir dos frases con los grados de comparación en la que usan las palabras diferentes como mejor, peor, mayor y menor.
Slide 12 - Tekstslide
Comparativo de igualdad
Met bijvoeglijk naamwoord
Tan
+
bijvoeglijk naamwoord
+
como
+
rest zin
Juan es
tan
guapo
como
su hermano
Juan is
even
knap
als
zijn broer
Slide 13 - Tekstslide
Comparativo de igualdad
Met zelfstandig naamwoord
Tanto/a/os/as
+
zelfstandig naamwoord
+
como
+
rest zin
Laura tiene
tantos
coches
como
Sebastián
.
Laura heeft
even
veel
auto's
als
Sebastiaan.
Slide 14 - Tekstslide
Comparativo de superioridad / inferioridad
Superioridad = vergrotende trap
Más
... +
que
...
Él tiene
más
dinero
que
ella.
Inferioridad = verkleinende trap
Menos
... +
que
...
Groninga es
menos
grande
que
Ámsterdam .
Slide 15 - Tekstslide
Bijzondere bijvoeglijknaamwoorden
Regelmatige en onregelmatige vormen
Slide 16 - Tekstslide
Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
Een woord waar je een lidwoord voor kan zetten.
B
Mensen, dieren, dingen
C
Een woord dat zowel in enkelvoud als meervoud kan.
D
Een woord waar je 'de', 'het' of 'een' voor kan zetten.
Slide 17 - Quizvraag
Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
Een woord dat een eigenschap benoemt.
B
Het woord aan het begin van de zin.
C
Een woord dat iets zegt over het zelfstandig naamwoord.
D
Het woord wat voor of na het zelfstandig naamwoord staat.
Slide 18 - Quizvraag
Welk woord gebruik je bij een bijvoeglijk naamwoord?
A
Tanto
B
Tanta
C
Tan
D
Tantos
Slide 19 - Quizvraag
Welk woord gebruik je bij een zelfstandig naamwoord?
A
Tanto
B
Tanta
C
Tantos
D
Tantas
Slide 20 - Quizvraag
Welke vorm van tanto/a/os/as gebruik je bij een mannelijk zelfstandig naamwoord in enkelvoud?
A
TANTO
B
TANTA
C
TANTOS
D
TANTAS
Slide 21 - Quizvraag
Welke vorm van tanto/a/os/as gebruik je bij een vrouwlijk zelfstandig naamwoord in meervoud?
A
TANTO
B
TANTA
C
TANTOS
D
TANTAS
Slide 22 - Quizvraag
Welke zin is correct?
A
Juan es tanto guapo como Pedro.
B
Juan es tan guapo como Pedro.
C
Juan es tanto guapa como Pedro.
D
Juan tiene tan guapo como Pedro.
Slide 23 - Quizvraag
Welke zin is correct?
A
Ámsterdam tiene tantos casas como Utrecht.
B
Ámsterdam tiene tanta casas como Utrecht.
C
Ámsterdam tiene tan casas como Utrecht.
D
Ámsterdam tiene tantas casas como Utrecht.
Slide 24 - Quizvraag
Hoe zeg je:
Maria is even lang als Paula.
A
Maria es tanta alta como Paula.
B
Maria es tan alta como Paula.
C
Maria es tantas alta como Paula.
D
Maria tiene tan alta como Paula.
Slide 25 - Quizvraag
Met welke woorden maak je de vergrotende of verkleinende trap?
A
Sí / no
B
Muy / Mucho
C
Tanto / Tanta
D
Más / menos
Slide 26 - Quizvraag
Wat staat hier:
Juan es más inteligente que Pedro.
A
Jan is minder slim dan Pedro.
B
Jan is slimmer dan Pedro.
C
Jan heeft meer intelligentie dan Pedro.
D
Pedro is slimmer dan Jan.
Slide 27 - Quizvraag
Hoe zeg je:
Utrecht is kleiner dan Ámsterdam.
A
Utrecht tiene más pequeño que Ámsterdam.
B
Utrecht está más grande que Ámsterdam.
C
Utrecht es menos grande que Ámsterdam.
D
Utrecht es más pequeño que Ámsterdam.
Slide 28 - Quizvraag
¡A trabajar!
- Portafolio
Slide 29 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
P3 Trappen van vergelijking
Februari 2023
- Les met
16 slides
Spaans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Unidad 5 leccion 2.1
Mei 2023
- Les met
25 slides
Spaans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Unidad 5 leccion 3
Mei 2022
- Les met
36 slides
Spaans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
19-02-2024
Februari 2024
- Les met
14 slides
Spaans
Beroepsopleiding
hoofd 9 herhaling + gerundio
Juli 2020
- Les met
17 slides
Spaans
HBO
Studiejaar 1
Semana 49 Lección 2 Ventajas e inconvenientes
November 2023
- Les met
23 slides
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
SP Comparar y describir 23 24
Maart 2024
- Les met
10 slides
Spaans
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
IB SP Unit 6 vergelijken
Juni 2024
- Les met
13 slides
Spaans
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 2