Noteer drie woorden die bij je opkomen bij het woord 'ROOD'.
1 / 38
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsSecundair onderwijs
In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Noteer drie woorden die bij je opkomen bij het woord 'ROOD'.
Slide 1 - Open vraag
Noteer drie woorden die bij je opkomen bij het woord 'ZOMER'.
Slide 2 - Open vraag
Noteer drie woorden die bij je opkomen bij het woord 'FEE'.
Slide 3 - Open vraag
Probeer op een logische manier van het linkerwoord naar het rechterwoord te gaan. Gebruik maximaal drie woorden als tussenstap. SCHAATSEN ... ... ... AARDBEIEN
Slide 4 - Open vraag
Probeer op een logische manier van het linkerwoord naar het rechterwoord te gaan. Gebruik maximaal drie woorden als tussenstap. TOMAAT ... ... ... ZEE
Slide 5 - Open vraag
Probeer op een logische manier van het linkerwoord naar het rechterwoord te gaan. Gebruik maximaal drie woorden als tussenstap. BOEK ... ... ... FRITUUR
Slide 6 - Open vraag
Lees het artikel (p. 291 en 292) en beantwoord de vragen.
LEESTIP
1. Neem VOORAF de vragen door.
2. Markeer de KERNZIN (d.i. eerste of laatste zin) per alinea.
Slide 7 - Tekstslide
BETEKENISVERHOUDINGEN
syn-oniemen
ant-oniemen
hyper-oniemen
hyp-oniemen
Slide 8 - Tekstslide
Bedenk een hyperoniem voor je favoriete sport.
Slide 9 - Open vraag
Wanneer is het nuttig om enkele synoniemen van woorden te kennen?
Slide 10 - Open vraag
SYNONIEM: LANGZAAM
A
TRAAG
B
SNEL
C
GAUW
D
RAP
Slide 11 - Quizvraag
SYNONIEM: VUIL
A
REIN
B
SCHOON
C
VIES
D
PROPER
Slide 12 - Quizvraag
Een synoniem is :
A
een woord met een tegengestelde betekenis
B
Een woord dat qua betekenisinhoud hetzelfde betekent als een ander woord.
C
Een woord dat hetzelfde geschreven wordt als een ander woord, maar niet dezelfde betekenis heeft.
D
een woord dat bestaat uit een grondwoord en één of meer voor- of achtervoegsels heeft
Slide 13 - Quizvraag
het synoniem van portemonnee is:
A
tasje
B
geldbeugel
C
zakje
D
pakje
Slide 14 - Quizvraag
SYNONIEM: KWAAD
A
BLIJ
B
VROLIJK
C
GEMEEN
D
BOOS
Slide 15 - Quizvraag
het antoniem van aanmoedigen is:
A
stimuleren
B
ontmoedigen
C
demotiveren
D
bevorderen
Slide 16 - Quizvraag
ANTONIEM: JONG
A
PRIL
B
JEUGDIG
C
OUD
D
KLEIN
Slide 17 - Quizvraag
ANTONIEM: LEEG
A
VOL
B
VERLATEN
C
BEZET
D
ONBEZET
Slide 18 - Quizvraag
ANTONIEM: MOOI
A
PRACHTIG
B
LELIJK
C
AANTREKKELIJK
D
KNAP
Slide 19 - Quizvraag
ANTONIEM: VAAK
A
NOOIT
B
MEESTAL
C
FREQUENT
D
DIKWIJLS
Slide 20 - Quizvraag
Wanneer twee woorden dezelfde betekenis hebben, spreken we van...
A
synoniemen
B
antoniemen
C
hyperoniemen
D
hyponiemen
Slide 21 - Quizvraag
Wanneer een woord de betekenis van een ander woord helemaal omvat, spreken we van ...
A
synoniemen
B
antoniemen
C
hyperoniemen
D
hyponiemen
Slide 22 - Quizvraag
Wanneer een woord een onderliggend begrip is ten opzichte van een ander woord, spreken we van ...
A
synoniemen
B
antoniemen
C
hyperoniemen
D
hyponiemen
Slide 23 - Quizvraag
Wanneer een woord een tegengestelde betekenis heeft, spreken we van ...
A
synoniemen
B
antoniemen
C
hyperoniemen
D
hyponiemen
Slide 24 - Quizvraag
Kledij is een ... van broek.
A
hyperoniem
B
hyponiem
Slide 25 - Quizvraag
'Tomaat' is een ... van 'groenten'.
A
hyperoniem
B
hyponiem
Slide 26 - Quizvraag
'Sneaker' is een ... van 'schoen'.
A
hyperoniem
B
hyponiem
Slide 27 - Quizvraag
'Gebouw' is een ... van 'kasteel'.
A
hyperoniem
B
hyponiem
Slide 28 - Quizvraag
Opdracht 3 blz. 294 Verklaar de gekleurde woorden uit de tekst. Noteer (tussen haakjes) welke strategie je gebruikt hebt.
Slide 29 - Tekstslide
'Die zitten niet netjes van a tot z in een soort MENTAAL woordenboek.'
Slide 30 - Open vraag
De gevoelswaarde van een woord is blijkbaar het allerbelangrijkste PRINCIPE om te ordenen.
Slide 31 - Open vraag
Vraag je mensen naar de associaties van synoniemen, zoals 'begrijpen' en 'verstaan', dan hebben die woorden een groot aantal ASSOCIATIES met elkaar gemeen.
Slide 32 - Open vraag
Anders bevinden die zich in het LUCHTLEDIGE.
Slide 33 - Open vraag
Woordenschatstrategieën
context
voorkennis
taalkundig: betekenis van bestanddelen
overleg met anderen
woordenboek of zoekmachine
Slide 34 - Tekstslide
Maak opdracht 4 p. 296 per twee.
Slide 35 - Tekstslide
Opdracht 5 blz. 297 Kom meer te weten over het woord CARAVAN.