werkwoord hebben, klank ui, etc

Unit: Wie ben ik? 
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Unit: Wie ben ik? 

Slide 1 - Tekstslide

Schema vandaag
Quiz werkwoorden
Guess the celebration
Klank (sound) ui
Quizlet new wordlist
Werkwoord hebben
Concept: gezellig

Slide 2 - Tekstslide

Inquiry questions
 What is a geboortekaartje and which information does it give you?
How do you recognize a verb in a sentence?
What does 'gezellig' mean?

Slide 3 - Tekstslide

Quiz
Please log in into Lesson Up. 

Slide 4 - Tekstslide


Find the verb
Myra leest een mooi boek.
A
Myra
B
leest
C
een
D
boek

Slide 5 - Quizvraag


Find the verb
Heb jij dit mooie boek ook gelezen ?
A
jij
B
dit
C
mooie boek
D
Heb

Slide 6 - Quizvraag


Find the verb:
Robin vindt appeltaart met slagroom erg lekker.
A
Robin
B
slagroom
C
vindt
D
lekker

Slide 7 - Quizvraag


Find the verb:
Liam en zijn broertje spelen een leuk spel met mij.
A
Liam
B
zijn
C
broertje
D
spelen

Slide 8 - Quizvraag


Find the verb
In het nieuwe huis van Daan verven ze de muren wit.
A
nieuwe
B
van
C
wit
D
verven

Slide 9 - Quizvraag

Find the verb:
Ik kijk elke dag een filmpje op mijn computer.
A
Ik
B
dag
C
kijk
D
filmpje

Slide 10 - Quizvraag

Find the verb

Ben jij Nederlands?


A
jij
B
Nederlands
C
ben

Slide 11 - Quizvraag

De juf zette de computer aan.
A
zette
B
De juf
C
computer
D
aan

Slide 12 - Quizvraag

Hij praat steeds door de les!
A
steeds
B
praat
C
Hij
D
les

Slide 13 - Quizvraag

Max is een gezellige jongen.
A
is
B
Max
C
jongen
D
gezellige

Slide 14 - Quizvraag

Fleur heeft mooi blond haar.
A
Fleur
B
heeft
C
blond
D
er staat geen werkwoord in deze zin

Slide 15 - Quizvraag

Welke woorden zijn werkwoorden?
A
boek, schrift, vakantie
B
huilen, dansen, spelen
C
bouwvakker, lasser, timmerman

Slide 16 - Quizvraag

Questions?
You can now recognize the verb in the sentence in the present tense. We will continue with the past tense. 

Slide 17 - Tekstslide

Guess the celebration..

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

1.  To inform-share knowledge with the reader.
2. To instruct-explain how to do something.
3. To convince-to get the reader to do or think something.
4. To entertain-to give the reader a good time.


What is the goal of this text?

Slide 21 - Tekstslide

Which information?
  • naam van de baby
  • Geboortedatum en geboorteplaats
  • Geboortetijd en geboortegewicht
  • contactinformatie zoals telefoonnummer
  • option to visit/congratulate

Slide 22 - Tekstslide

Celebration: the birth of a baby
Question: what happens, what do you do?

Slide 23 - Tekstslide

Klank: de ui
beschuit 
beschuit met muisjes 
de ui
de uien
de bui
de trui
de buik

Slide 24 - Tekstslide

Klare taal
Les 14 het werkwoord hebben

Ik heb dorst-I am thirsty 
Heb je honger?-Are you hungry?
In Dutch hebben-In English to be

Slide 26 - Tekstslide

Formative assignment
Create a short presentation where you introduce yourself. Start with a greeting,  who are you, your family, where are you from? Your life history in 2-3 slides. Text in Dutch. Present in week 39 (next week)

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide