2 hv chap 2,de verschillende Franse ontkenningen: la négation

Les buts d'aujourd'hui
- Ik weet waar ik de ontkenning in de zin plaats;

- Ik weet verschillende soorten ontkenningen (niet, nooit, nog niet...)

- Ik weet dat er na un/une/des in de ontkenning 'de' komt
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Les buts d'aujourd'hui
- Ik weet waar ik de ontkenning in de zin plaats;

- Ik weet verschillende soorten ontkenningen (niet, nooit, nog niet...)

- Ik weet dat er na un/une/des in de ontkenning 'de' komt

Slide 1 - Tekstslide

Welke ontkenningen ken je
in het Frans?

Slide 2 - Woordweb

Plaats van 'ne' /'n'  en 'pas'
De plaats van 'ne' / 'n'  is vóór de persoonvorm, ook als er meer dan  1 werkwoordsvorm in de zin staat.
De plaats van 'pas' is achter de persoonsvorm, ook als er meer dan 1 werkwoordsvorm in de zin staat.

Slide 3 - Tekstslide

Welke zin is NIET goed?
A
Ils n'ont pas écouté le CD dans leur chambre.
B
Ils ne vont écouter pas le CD dans leur chambre.
C
Ils n'aiment pas écouter le CD dans leur chambre.
D
Ils n'écoutent pas le CD dans leur chambre.

Slide 4 - Quizvraag

Lees zelf de theorie over de ontkenning in bron I, op pagina 32 van je tekstboek.

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de juiste ontkenning?
Elle va manger. (niets)
A
Elle ne mange rien.
B
Elle ne va pas manger.
C
Elle va ne manger rien.
D
Elle ne va rien manger.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de juiste ontkenning van deze vraag? Tu as déjà fait tes devoirs?
A
Non, je n'ai plus fait mes devoirs
B
Non, je n'ai pas encore fait mes devoirs
C
Non, je n'ai fait personne
D
Non, je n'ai rien fait.

Slide 7 - Quizvraag

Let op:
Na een ontkenning verandert un, une en des  in:
de / d'

Behalve na een vorm van être.

bv:  Il  a un chien --> Il n'a pas de chien.
C'est un chien --> Ce n'est pas un chien.

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de correcte ontkenning van de volgende zin?
Je fais mes devoirs. (nooit)
A
Je ne jamais fais mes devoirs.
B
Je ne fais jamais mes devoirs.
C
Je ne fais pas encore mes devoirs.
D
Je ne fais plus mes devoirs.

Slide 9 - Quizvraag

Welke zin is NIET goed?
A
Ma soeur ne mange jamais de tomates.
B
Ma soeur n'achète pas de tomates.
C
Elle n'est pas une fille.
D
Mon copain n'achète plus des pommes.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de correcte ontkenning van de volgende zin?
Sophie a un chat. (nog niet)
A
Sophie n'a pas encore de chat.
B
Sophie n'a rien de chat.
C
Sophie ne a pas encore de chat.
D
Sophie n'a pas encore un chat.

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de correcte ontkenning van de volgende zin?
C'est une bonne idée!
A
Ce n'est pas une bonne idee!
B
C'est pas une bonne idée!
C
Ce n'est pas de bonne idée!
D
C'est pas de bonne idée!

Slide 12 - Quizvraag

EXTRA OEFENEN
Als je extra digitaal wilt oefenen, ga dan naar de volgende links:

(zie volgende plaatje)

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link

Slide 15 - Link

Slide 16 - Link