3vwo - D-Test Fälle und Präpositionen

D-Test
Fälle und Präpositionen

Lees de instructie 
goed door!
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

D-Test
Fälle und Präpositionen

Lees de instructie 
goed door!

Slide 1 - Tekstslide

Wie und warum mache ich den Test?

Deze test is vooral voor mijzelf om erachter te komen of ik de stof beheers.

Als ik mijn naamvallenschema's enz. erbij pak, houd ik mezelf natuurlijk ongelofelijk voor de gek en weet ik het volgende nog steeds niet:


Ik beheers dit
Ik ben er bijna
Ik ben er nog niet

Slide 2 - Tekstslide

Achtung!

Der Test beginnt.

Nimm dir Zeit.

Es muss nicht 
"schnell, schnell"!

Slide 3 - Tekstslide

1. Het LIJDEND VOORWERP van de zin staat in de
A
Nominativ ( = eerste naamval)
B
Nominativ ( = vierde naamval)
C
Akkusativ ( = eerste naamval)
D
Akkusativ ( = vierde naamval)

Slide 4 - Quizvraag

2. Du hast mir doch vorige Woche davon erzählt?

Wat is in deze zin het MEEWERKEND VOORWERP?
A
du
B
vorige Woche
C
mir
D
erzählt

Slide 5 - Quizvraag

3. Het LIJDEND VOORWERP is het deel van de zin
A
dat je kunt vervangen door HIJ
B
waar je AAN/VOOR bij kunt denken
C
dat je kunt vervangen door HEM

Slide 6 - Quizvraag

7. Das Auto kostet 20.000 Euro. Ich finde d... Preis (m) zu hoch.
A
der
B
des
C
dem
D
den

Slide 7 - Quizvraag

8. Der Bus fährt durch ... Straße.
A
unser
B
unsere
C
unseren

Slide 8 - Quizvraag

9. Herr Maier ist gegen d... Bus (m) gefahren.
A
der
B
die
C
das
D
den

Slide 9 - Quizvraag

12. Die Familie sitzt um d... Tisch (m).
A
das
B
der
C
den
D
die

Slide 10 - Quizvraag

13. Diese Uhr habe ich von (mijn) ... Opa bekommen.
A
mein
B
meiner
C
meinem
D
meinen

Slide 11 - Quizvraag

14. Bist du mit ... Auto (s) gekommen?
A
das
B
der
C
dem
D
den

Slide 12 - Quizvraag

16. Wie lange wohnst du schon in dies... Stadt (w)?
A
diese
B
diesem
C
dieser
D
dieses

Slide 13 - Quizvraag

17. Ich lege das Buch auf d... Schreibtisch (m).
A
der
B
des
C
dem
D
den

Slide 14 - Quizvraag

18. Die Katze sitzt unter d... Bett (s).
A
das (Nom.)
B
des
C
dem
D
das (Akk.)

Slide 15 - Quizvraag

19. Ich habe das Buch in d... Schrank (m) gelegt.
A
der
B
des
C
dem
D
den

Slide 16 - Quizvraag

21. D... Poster (s.) hängt an d... Wand (w).
A
Das - die
B
Dem - die
C
Das - der
D
Dem - der

Slide 17 - Quizvraag

22. Ich stelle d... Stuhl (m) in d... Ecke.
A
der - die
B
den - die
C
dem - das
D
den - der

Slide 18 - Quizvraag

24. Dies... Mann hat sein ganzes Leben in dies... Dorf (s) gewohnt.
A
Dieser - dieses
B
Diesem - dieses
C
Diesen - diesem
D
Dieser - diesem

Slide 19 - Quizvraag

25. Heidelberg ist ein... schöne Stadt (w) und liegt an d... Neckar (m)
A
einer - der
B
einer - dem
C
eine - dem
D
eine - den

Slide 20 - Quizvraag

26. Wir sind mit d... Bergbahn (w) zu d... Schloss (s) gefahren.
A
der - das
B
die - dem
C
die - das
D
der - dem

Slide 21 - Quizvraag

28. Ich habe mein... Stuhl (m) vor mein... Bett (s) gestellt.
A
meiner - meines
B
meinen - mein
C
meinem - meinem
D
meinen - meinem

Slide 22 - Quizvraag

31. "Gegen d... Wand (w)" ist ein deutscher Film.

Slide 23 - Open vraag

32. Der Lehrer geht durch (zijn) ... Klassenzimmer (s).

Slide 24 - Open vraag

33. Das ist kein Problem für (de) ... Mann (m).

Slide 25 - Open vraag

34. Ich gehe nie mit (mijn) ... Eltern in die Stadt.

Slide 26 - Open vraag

36. Die Frau kommt ohne (haar) ... Kinder.

Slide 27 - Open vraag

37. Mein Onkel hat (zijn) ... Hund (m) Essen gegeben.

Slide 28 - Open vraag

39. Alle Schüler steigen in d... Bus (m).

Slide 29 - Open vraag

Voor welke naamval zorgen deze werkwoorden: gefallen, gehören, gelingen, glauben, gratulieren
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 30 - Quizvraag

Die Schüler sprechen über d.. neue Deutschlehrerin (v).

Slide 31 - Open vraag

(jullie) Wir gratulieren ..... zur Hochzeit.

Slide 32 - Open vraag

Ich frage es mein.. Vater

Slide 33 - Open vraag

Voor welke naamval zorgen deze werkwoorden: fragen, bitten, es gibt, kosten, interessieren
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 34 - Quizvraag

Wann bist du (begonnen)?

Slide 35 - Open vraag

Vertaal: hij leest (lesen)

Slide 36 - Open vraag

ich gehe ins/nach dem Schwimmbad
A
ins
B
nach

Slide 37 - Quizvraag

ich gehe nach/zu meinen Freunden
A
nach
B
zu

Slide 38 - Quizvraag

Naar Italië
A
Nach Italië
B
Nach Italy
C
Zu Italien
D
Nach Italien

Slide 39 - Quizvraag

Ich fahre dieses Jahr nicht nach Deutschland, ... ... die Schweiz.
A
aber - nach
B
aber - zu
C
sondern - in
D
sondern - nach

Slide 40 - Quizvraag

Heute Abend gehen wir ... Stadt.
A
nach die
B
nach der
C
in der
D
in die

Slide 41 - Quizvraag

Naar het station
A
Nach dem Bahnhof
B
Nach der Bahnhof
C
Zur Bahnhof
D
zum Bahnhof

Slide 42 - Quizvraag

ENDE
Nicht vergessen: 
DRUK OP "INLEVEREN"

Wenn alle Schüler den Test eingereicht (ingeleverd) haben, gebe ich die Noten bekannt und kannst du deinen Test einsehen.

Slide 43 - Tekstslide