Eerste en vierde naamval: Ein-Gruppe

Eerste en vierde naamval: ein
We gaan verder met wat de vorige keer geleerd is: de eerste en de vierde naamval
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Eerste en vierde naamval: ein
We gaan verder met wat de vorige keer geleerd is: de eerste en de vierde naamval

Slide 1 - Tekstslide

De vorige keer hebben we geleerd: 
in de eerste naamval gebruik je het lidwoord, zoals je het in de woordenlijst leert. Dus der Mann, die Frau, das Kind, die Menschen
Er verandert alleen iets bij mannelijke woorden in de vierde naamval.
dus: den Mann, die Frau, das Kind, die Menschen.

Slide 2 - Tekstslide

In plaats van de man, kan je ook zeggen: een man
In plaats van de vrouw, zeg je  een vrouw
In plaats van het kind, zeg je een kind

Ook hier gaat er iets gebeuren als je het in de vierde naamval gebruikt.

Slide 3 - Tekstslide

voorbeeldzinnen
Ich habe den Mann (m) gesehen. Ich habe einen Mann gesehen.
Ich habe die Frau gesehen. Ich habe eine Frau gesehen.
Ich habe das Kind gesehen. Ich habe ein Kind gesehen.

Slide 4 - Tekstslide

Dus:
m
v
o
mv
1e
der Mann
die Frau
das Kind
die Menschen
4e
den Mann
die Frau
das Kind
die Menschen
1e
ein Mann
eine Frau
ein Kind
keine Menschen
4e
einen Mann
eine Frau
ein Kind
keine Menschen

Slide 5 - Tekstslide

En nu zelf oefenen

Slide 6 - Tekstslide

Welk woord hoort op de open plaats?
Das ist ... Frau (v)?
A
ein
B
eine
C
einen

Slide 7 - Quizvraag

Welk woord hoort op de open plaats?
D... Mann (m) ist alt.(oud)
A
der
B
die
C
das
D
den

Slide 8 - Quizvraag

Welk woord hoort op de open plaats?
Ich habe .... Bruder (m)
A
eine
B
einen
C
ein

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord past op de open plaats?
Ich habe ... Schwester (v)?
A
einen
B
ein
C
eine

Slide 10 - Quizvraag

Kijk naar je schema en kies het goede woord op de open plaats:

D.. Kind (o) spielt.

Slide 11 - Open vraag


Kijk naar je schema en kies het goede woord op de open plaats:
Du hast e... Onkel (m, = oom)?


Slide 12 - Open vraag

Kijk naar je schema en kies het goede woord op de open plaats:

Kannst du mir d... Kaffee (m) geben?

Slide 13 - Open vraag

Kijk naar je schema en kies het goede woord op de open plaats:
Ich habe e.... Opa (m) und zwei Omas (v)

Slide 14 - Open vraag

En de laatste: Kijk naar je schema en kies het goede woord op de open plaats: Ich habe e... Sohn (m).

Slide 15 - Open vraag

Einde

Slide 16 - Tekstslide