Hoofdstuk 3 quiz

Vandaag
Quiz Hoofdstuk 3
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Vandaag
Quiz Hoofdstuk 3

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een uitvinding uit de Eerste Wereldoorlog?
A
Tank
B
Mitrailleur
C
Ritssluiting
D
Theezakje

Slide 2 - Quizvraag

De Eerste Wereldoorlog was een...
A
Loopgravenoorlog
B
Atoomoorlog
C
Bliksemoorlog
D
Een totale oorlog

Slide 3 - Quizvraag

In de Eerste Wereldoorlog werd er gevochten met...
A
zwaarden en paarden
B
gas, zwaarden en paarden
C
gas, mitrailleurs, paarden, bommen, tanks
D
Tanks, auto's, atoomwapens en mitrailleurs

Slide 4 - Quizvraag

Een briefkaart uit de Eerste Wereldoorlog.

Van welke oorzaak van de Eerste Wereldoorlog is dit een voorbeeld?
A
Modern imperialisme
B
Nationalisme
C
Bondgenootschappen
D
Vijandbeelden

Slide 5 - Quizvraag

Wat was de aanleiding van de Eerste Wereldoorlog?
A
De Frans Duitse oorlog
B
Wapenwedloop tussen Engeland en Frankrijk
C
De moord op kroonprins Franz Ferdinand
D
De Russische revolutie

Slide 6 - Quizvraag

Wat waren indirecte oorzaken van de Eerste Wereldoorlog?
A
Modern Imperialisme
B
Militairisme
C
Nationalisme
D
Bondgenootschappen

Slide 7 - Quizvraag

Van wanneer tot wanneer duurde de Eerste Wereldoorlog?
A
1913 - 1917
B
1914 - 1918
C
1914 - 1919
D
1939 - 1945

Slide 8 - Quizvraag

Wat hoort niet bij de roaring twenties
A
Dans
B
Muziek
C
Mode
D
Wetenschap

Slide 9 - Quizvraag

In welke periode was de Republiek van Weimar
A
1918-1932
B
1919-1933
C
1918-1933
D
1919-1932

Slide 10 - Quizvraag

Wat zijn oorzaken van de crisis jaren 30
A
Beurskrach
B
overproductie landbouw en industrie
C
kopen op krediet
D
bezuinigingen

Slide 11 - Quizvraag

Na de Eerste Wereldoorlog verloren veel Duitse burgers het vertrouwen in hun regering. Kies de antwoorden die uitleggen hoe dat komt.
A
De regering had het voor Duitsland vernederende Verdrag van Versailles getekend. Veel Duitse burgers waren daar kwaad om.
B
De regering legde de bevolking erg strenge wetten op. Toen Duitsland nog een keizer had, had de bevolking veel meer vrijheid.
C
De regering had de Republiek van Weimar veroverd. Dat was volgens veel Duitsers onverstandig, omdat het waarschijnlijk tot wraak van de geallieerden zou leiden.
D
De regering nam weinig effectieve maatregelen tegen de economische crisis.

Slide 12 - Quizvraag

Een vrouw laat haar kachel branden op papiergeld. Waar en wanneer is deze foto gemaakt?

A
in de Verenigde Staten, kort na de beurskrach van 1929
B
in Duitsland, tussen 1921 en 1924, toen de inflatie extreem hoog was
C
in Italië, kort nadat Mussolini aan de macht kwam.
D
in de Republiek van Weimar, direct nadat de keizer naar Nederland was gevlucht

Slide 13 - Quizvraag

De periode van 1918-1939 wordt ook wel het 'interbellum'. Wat zou interbellum beteken?
A
Na de oorlog
B
Tussen de oorlogen
C
Oorlogsvrij
D
Voor de oorlog

Slide 14 - Quizvraag

Wat was het gevolg van het Dawesplan?
A
massale werkloosheid
B
opkomst van Hitler en NSDAP
C
verbeterde economische situatie
D
hyperinflatie

Slide 15 - Quizvraag

Wat gebeurde er met Hitler na de mislukte staatsgreep in 1923?
A
Hitler kreeg alleen een boete
B
Hitler moest de gevangenis in
C
Hitler werd verbannen naar Oostenrijk
D
Hitler kreeg een taakstraf

Slide 16 - Quizvraag

Welke twee leiders van totalitaire regimes zijn dit?
A
Stalin en Mussolini
B
Hitler en Lenin
C
Stalin en Hitler
D
Mussolini en Hitler

Slide 17 - Quizvraag

Waarom was het vreemd dat Hitler en Stalin een niet-aanvalsverdrag sloten?
A
Hitler en Stalin waren beiden dictator
B
Hitler had een hekel aan communisten
C
Stalin had een hekel aan communisten
D
Hitler en Mussolini sloten een verdrag

Slide 18 - Quizvraag

Wat hield de machtigingswet in?
A
Dat Hitler nu mocht regeren zonder parlement
B
Dat Hitler nu het hoofd was van de regering
C
Dat Hitler partijleider werd van de NSDAP
D
Dat Hitler hoofd van het leger werd

Slide 19 - Quizvraag

Hoe heet de politieke partij van Hitler?
A
DAP
B
NSB
C
NSDAP
D
SS

Slide 20 - Quizvraag

In welk jaar wint Hitler de Duitse verkiezingen?
A
1923
B
1929
C
1930
D
1932

Slide 21 - Quizvraag

Vraag: Welke zinnen zijn kenmerken van totalitaire samenlevingen? 
Sleep de juiste antwoorden in het vak.
Totalitaire samenleving
Geen kenmerk
De bevolking leeft in angst.
Er is censuur.
Met showprocessen wordt geregeld dat er geen terreur is.
Er zijn vrije verkiezingen.
De kranten mogen schrijven wat ze willen.
Propaganda wordt zo veel mogelijk voorkomen.
Eén persoon heeft alle macht.

Slide 22 - Sleepvraag

Welk onderdeel van het nazisme is niet per definitie ook fascistisch?
A
Geweld is goed
B
Er is één sterke leider
C
Jodenhaat
D
Democratie is onzin

Slide 23 - Quizvraag

Wat is geen Totalitaire staat
A
Italië
B
Duitsland
C
Noorwegen
D
Sovjet-Unie

Slide 24 - Quizvraag