Ak V1 les 3 periode 2 2024 2025

1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 4 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

aardrijkskunde kerstquiz!

Slide 2 - Tekstslide

Je krijgt foto's te zien,
weet jij welke plek dit is?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Waar staat deze kerstboom?
A
Bern
B
Budapest
C
Berlijn
D
Wenen

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Waar is het hier kerst?

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Tekstslide

Waar zijn deze kerstmannen?

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide

Waar is het hier kerst?

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Voor welk gebouw staat deze kerstboom?

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Hoe heet deze bezienswaardigheid en in welke stad vind je dit?

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide

Waar staat deze kerstboom?
A
Rome
B
Boekarest
C
Madrid
D
Kiev

Slide 17 - Quizvraag

Vakopdracht 3 
Ontwerp (of verrijk) een (methode-)les voor zelf gekozen groep op basis van de vakdidactiek van aardrijkskunde (geografische vierslag)


Deze les:  Beginsituatie, lesdoelen en beeldvormers

les 4 Lesopzet, motiverende opening en werkvormen

les 5 Werkvormen en peerfeedback


Slide 18 - Tekstslide

geografische vierslag
1* Waarnemen en verwonderen

Wat zie je?


Doel is inventariseren


2* Verklaren 

Waarom is het daar?
Waarom ziet het daar er zo uit?

Doel is begrijpen wat je ziet /wat er is!
3* Herkennen generaliseren

Waar nog meer?
Welke overeenkomsten / verschillen zijn er?

Doel is een groter stuk van de wereld begrijpen




4* Waarderen 

Welke ontwikkelingen zijn er? Wat vinden we er van? Toekomst? Belangengroepen

Doel is begrijpen waarom het ergens zo is en hoe kan het veranderen.

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht in drietallen 
Je krijgt afbeeldingen, je beantwoordt de volgende vragen 




Leg de afbeeldingen op de juiste plek in Nederland.
1* Waarnemen en verwonderen

Wat zie je?


Doel is inventariseren


2* Verklaren 

Waarom is het daar?
Waarom ziet het daar er zo uit?

Doel is begrijpen wat je ziet /wat er is!

Slide 20 - Tekstslide

  • Topo
  • kaartvaardigheden
  • geografische vierslag

Slide 21 - Tekstslide

mogelijk antwoordmodel

Slide 22 - Tekstslide

Indeling van de landschappen in Nederland 
Hoog Nederland
  • heuvellandschap (met o.a. lösslandschap)
  • zandlandschap
  • hoogveenlandschap

Laag Nederland
  • laagveenlandschap
  • zeekleilandschap
  • rivierkleilandschap
  • duinlandschap 

Slide 23 - Tekstslide

A Werkelijkheid- omgeving
Naar het geografische verschijnsel toe!

Slide 24 - Tekstslide

A Werkelijkheid 
Haal echte materialen de klas in

Slide 25 - Tekstslide

B Afbeeldingen
B1 multimedia: foto's en filmpjes

Slide 26 - Tekstslide

B2 Kaarten

Slide 27 - Tekstslide

B3 Schematische tekeningen en animaties

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

C Gesproken woord

Slide 30 - Tekstslide

D Geschreven woord

Slide 31 - Tekstslide

Beeldvormer: E Doen

Slide 32 - Tekstslide

Beeldvormers

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Leerlijn aardrijkskunde
groep 3-4 Eigen omgeving
groep 5-6 Nederland
groep 7      Europa
groep 8      Wereld

Slide 35 - Tekstslide

Werken aan de vakopdracht 
               * bepaal het onderwerp
               * bepaal voor welke groep (je hoeft deze niet perse uit te
                   voeren maar dat is natuurlijk wel leuker) 
               * overleg met je mentor
               * kijk naar aanbodsdoelen SLO op its 

Slide 36 - Tekstslide

Beginsituatie?
Wat kunnen en kennen de kinderen wat betreft het lesonderwerp, topografie en kaartvaardigheden? 

Slide 37 - Tekstslide

Vakdidactiek
waarnemen - altijd met veel, heel veel beeldvormers
lokaliseren - altijd met kaarten
verklaren - altijd  zelf laten uitzoeken en laten redeneren

Slide 38 - Tekstslide

Lesdoelen?
Leerkrachtniveau: specifiek HELEMAAL uitwerken

Slide 39 - Tekstslide

De Watersnoodramp van 1953 was een van de grootste natuurrampen in Nederland. Het vond plaats op de nacht van 31 januari op 1 februari 1953, toen een zware storm in combinatie met een hoge springvloed leidde tot overstromingen in Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Brabant. De belangrijkste oorzaken van de ramp zijn:
1. Zware storm:
De belangrijkste oorzaak van de Watersnoodramp was een krachtige orkaan die vanuit het westen over de Noordzee trok. Deze storm veroorzaakte een extreem hoge waterstand in de Noordzee, die het zeewater tegen de dijken van de Nederlandse kust duwde.
2. Hoge springvloed:
De storm viel samen met een hoge springvloed, die twee keer per maand voorkomt wanneer de zon, de maan en de aarde in een rechte lijn staan. Dit zorgt voor een extra hoge vloedstand. De combinatie van deze springvloed en de zware storm maakte de situatie bijzonder gevaarlijk.
3. Verzwakte dijken:
De dijken die Nederland beschermen tegen het water waren in 1953 niet overal even sterk en goed onderhouden. Na de Tweede Wereldoorlog was er weinig tijd en geld voor de noodzakelijke reparaties en verbeteringen aan de dijken. In sommige gevallen waren de dijken verzwakt door de oorlogsschade en waren ze niet bestand tegen de enorme krachten van het stormwater.

4. Onvoldoende bescherming door de Deltawerken:
De Deltawerken, een groot beschermingssysteem van dammen, sluizen, dijken en stormvloedkeringen, waren nog niet af in 1953. De ramp toonde aan dat de bestaande waterkering onvoldoende was om de kusten effectief te beschermen tegen zulke extreme omstandigheden. De Deltawerken werden later als gevolg van de ramp gerealiseerd om toekomstige overstromingen te voorkomen.

Slide 40 - Tekstslide

5. Onvoldoende waarschuwingen en voorbereiding:
In 1953 was de technologie voor het voorspellen van weersomstandigheden en stormen nog niet zo geavanceerd als nu. De storm werd niet tijdig genoeg voorspeld, en er was geen systeem om de bevolking snel en effectief te waarschuwen. Veel mensen waren niet voorbereid op de overstromingen, waardoor de schade en het aantal slachtoffers groter werden.

6. Geografische ligging van Nederland:
Nederland ligt grotendeels onder zeeniveau, en een groot deel van het land wordt beschermd door dijken. De ligging in een laaggelegen, kustgebied maakt Nederland bijzonder kwetsbaar voor overstromingen. Vooral de Zuidwestelijke delta (Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Brabant) is gevoelig voor overstromingen bij extreme weersomstandigheden.
Gevolgen van de ramp:

De ramp leidde tot de dood van ongeveer 1.800 mensen, duizenden mensen raakten dakloos, en grote gebieden werden overstroomd. Duizenden dieren kwamen om, en de schade aan landbouw en infrastructuur was enorm. De Watersnoodramp leidde uiteindelijk tot ingrijpende veranderingen in het waterbeheer van Nederland, waaronder de ontwikkeling van de Deltawerken, die het land nu beschermt tegen vergelijkbare overstromingen.

Slide 41 - Tekstslide

De Watersnoodramp van 1953 was een van de grootste natuurrampen in Nederland. Het vond plaats op de nacht van 31 januari op 1 februari 1953, toen een zware storm in combinatie met een hoge springvloed leidde tot overstromingen in Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Brabant. De belangrijkste oorzaken van de ramp zijn:
1. Zware storm:
De belangrijkste oorzaak van de Watersnoodramp was een krachtige orkaan die vanuit het westen over de Noordzee trok. Deze storm veroorzaakte een extreem hoge waterstand in de Noordzee, die het zeewater tegen de dijken van de Nederlandse kust duwde.
2. Hoge springvloed:
De storm viel samen met een hoge springvloed, die twee keer per maand voorkomt wanneer de zon, de maan en de aarde in een rechte lijn staan. Dit zorgt voor een extra hoge vloedstand. De combinatie van deze springvloed en de zware storm maakte de situatie bijzonder gevaarlijk.
3. Verzwakte dijken:
De dijken die Nederland beschermen tegen het water waren in 1953 niet overal even sterk en goed onderhouden. Na de Tweede Wereldoorlog was er weinig tijd en geld voor de noodzakelijke reparaties en verbeteringen aan de dijken. In sommige gevallen waren de dijken verzwakt door de oorlogsschade en waren ze niet bestand tegen de enorme krachten van het stormwater.

4. Onvoldoende bescherming door de Deltawerken:
De Deltawerken, een groot beschermingssysteem van dammen, sluizen, dijken en stormvloedkeringen, waren nog niet af in 1953. De ramp toonde aan dat de bestaande waterkering onvoldoende was om de kusten effectief te beschermen tegen zulke extreme omstandigheden. De Deltawerken werden later als gevolg van de ramp gerealiseerd om toekomstige overstromingen te voorkomen.

Slide 42 - Tekstslide

5. Onvoldoende waarschuwingen en voorbereiding:
In 1953 was de technologie voor het voorspellen van weersomstandigheden en stormen nog niet zo geavanceerd als nu. De storm werd niet tijdig genoeg voorspeld, en er was geen systeem om de bevolking snel en effectief te waarschuwen. Veel mensen waren niet voorbereid op de overstromingen, waardoor de schade en het aantal slachtoffers groter werden.

6. Geografische ligging van Nederland:
Nederland ligt grotendeels onder zeeniveau, en een groot deel van het land wordt beschermd door dijken. De ligging in een laaggelegen, kustgebied maakt Nederland bijzonder kwetsbaar voor overstromingen. Vooral de Zuidwestelijke delta (Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Brabant) is gevoelig voor overstromingen bij extreme weersomstandigheden.
Gevolgen van de ramp:

De ramp leidde tot de dood van ongeveer 1.800 mensen, duizenden mensen raakten dakloos, en grote gebieden werden overstroomd. Duizenden dieren kwamen om, en de schade aan landbouw en infrastructuur was enorm. De Watersnoodramp leidde uiteindelijk tot ingrijpende veranderingen in het waterbeheer van Nederland, waaronder de ontwikkeling van de Deltawerken, die het land nu beschermt tegen vergelijkbare overstromingen.

Slide 43 - Tekstslide

De kinderen leren over de redenen van immigratie.

Slide 44 - Open vraag

Er zijn verschillende redenen waarom mensen ervoor kiezen om te emigreren. Deze redenen kunnen variëren van persoonlijke tot economische en sociale factoren. Hier zijn enkele van de belangrijkste:

Economische redenen: Veel mensen emigreren op zoek naar betere werkgelegenheid, hogere lonen, of een betere levensstandaard. Dit kan hen aantrekken naar landen met sterkere economieën, meer werkmogelijkheden of een hogere levenskwaliteit.

Onderwijs: Een van de belangrijke redenen voor emigratie is het zoeken naar betere onderwijsmogelijkheden. Studenten vertrekken vaak naar andere landen voor toegang tot gerenommeerde universiteiten of om een ​​specifieke opleiding te volgen die in hun thuisland niet beschikbaar is.




Gezinshereniging: Mensen kunnen besluiten te emigreren om dichter bij familie te zijn. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een familielid al in het buitenland woont en de emigrant wil herenigen met hun naasten.

Klimaat en levensstijl: Sommigen kiezen ervoor om naar een ander land te verhuizen omwille van het klimaat, de cultuur, of de levensstijl die hen meer aanspreekt. Dit kan bijvoorbeeld het verlangen naar een warmer klimaat zijn, of een andere sociale structuur die hen beter ligt.

Carrièremogelijkheden: Sommige mensen emigreren voor hun carrière, om werkervaring op te doen in een ander land, of om kansen in een specifieke sector te benutten die beter zijn in andere landen.

Discriminatie of sociale factoren: Mensen kunnen vertrekken vanwege discriminatie op basis van geslacht, ras, seksuele voorkeur of religie. Ze zoeken een land waar ze zich veiliger of meer geaccepteerd voelen.

Belastingvoordelen of financiële voordelen: Sommige mensen emigreren vanwege belastingvoordelen of lagere kosten van levensonderhoud. Dit kan met name aantrekkelijk zijn voor ondernemers of gepensioneerden.

Pensioen: Mensen die hun werkzame leven achter zich hebben gelaten, kunnen ervoor kiezen om naar een land te emigreren waar het leven betaalbaarder is, of waar ze kunnen genieten van een aangenamere levensstijl tijdens hun pensioen.

Deze redenen kunnen zowel onafhankelijk van elkaar als in combinatie een rol spelen in de beslissing om te emigreren.
Veiligheid en politieke stabiliteit: Mensen kunnen emigreren om te ontsnappen aan oorlog, politieke onderdrukking, geweld, of onveilige situaties in hun thuisland. In dergelijke gevallen is het verlangen naar een veiligere en stabielere omgeving een belangrijke drijfveer.

Gezondheidszorg: Sommige mensen verhuizen naar een ander land voor betere toegang tot gezondheidszorg, vooral als ze in hun thuisland niet de zorg kunnen krijgen die ze nodig hebben.

Gezinshereniging: Mensen kunnen besluiten te emigreren om dichter bij familie te zijn. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een familielid al in het buitenland woont en de emigrant wil herenigen met hun naasten.


Slide 45 - Tekstslide

Klimaat en levensstijl: Sommigen kiezen ervoor om naar een ander land te verhuizen omwille van het klimaat, de cultuur, of de levensstijl die hen meer aanspreekt. Dit kan bijvoorbeeld het verlangen naar een warmer klimaat zijn, of een andere sociale structuur die hen beter ligt.

Carrièremogelijkheden: Sommige mensen emigreren voor hun carrière, om werkervaring op te doen in een ander land, of om kansen in een specifieke sector te benutten die beter zijn in andere landen.

Discriminatie of sociale factoren: Mensen kunnen vertrekken vanwege discriminatie op basis van geslacht, ras, seksuele voorkeur of religie. Ze zoeken een land waar ze zich veiliger of meer geaccepteerd voelen.


Belastingvoordelen of financiële voordelen: Sommige mensen emigreren vanwege belastingvoordelen of lagere kosten van levensonderhoud. Dit kan met name aantrekkelijk zijn voor ondernemers of gepensioneerden.

Pensioen: Mensen die hun werkzame leven achter zich hebben gelaten, kunnen ervoor kiezen om naar een land te emigreren waar het leven betaalbaarder is, of waar ze kunnen genieten van een aangenamere levensstijl tijdens hun pensioen.

Deze redenen kunnen zowel onafhankelijk van elkaar als in combinatie een rol spelen in de beslissing om te emigreren.

Slide 46 - Tekstslide

Werken aan de vakopdracht 
               * bepaal het onderwerp
               * bepaal voor welke groep (je hoeft deze niet perse uit te
                   voeren maar dat is natuurlijk wel leuker) 
               * overleg met je mentor
               * kijk naar aanbodsdoelen SLO op its 

Slide 47 - Tekstslide