When writing always stick to the following word order:
Subject - Verb - Object - Place - Time
He - walks - his dog - in the park - every morning.
Slide 12 - Tekstslide
Never write "u"... always write "you"
My favourite subject is French because
u don’t have to do much.
My favourite subject is French because you don’t have to do much.
Slide 13 - Tekstslide
it's ≠ its
it's = it is
its = zijn/haar
The dog is
wagging its tail.
My favourite subject is music because its fun.
My favourite subject is music because it's fun.
Slide 14 - Tekstslide
to ≠ too ≠ two
to = naar
I'm going to Spain.
too = ook/te
This is too much!
I want some help too.
two = 2
I always hand in my
homework to late.
I always hand in my
homework too late.
Slide 15 - Tekstslide
Most common mistakes
A or An
-A en an zijn het onbepaald lidwoord ‘een’.
- A staat voor een woord dat in de uitspraak met een medeklinker begint:
A book (een boek) – A university (een universiteit) – a house (een huis)
- An staat voor een woord dat in de uitspraak met een klinker begint:
An orange (een sinaasappel) – An hour (een uur)
Slide 16 - Tekstslide
Than or Then?
Than = Dan
Use to make comparisons (vergelijkingen)
- My computer is more expensive than yours.
Then
No comparison? Use then!
(meestal te maken met TIJD)
- Then(toen) he said: ‘No way’.
Slide 17 - Tekstslide
less vs few
less--> ontelbare woorden
few --> telbare woorden
steeds minder --> less and less of fewer and fewer
Slide 18 - Tekstslide
Genitive
's
bij personen(enkelv), plaats(geen naam gebouw), tijd, namen
The boy's bike.
We'll got to Peter's.
It's an hour's walk.
James's girlfriend
This is New York's most famous building
s'
bij meervoud -s
bij klassieke oudheid (namen)
The boys' bikes.
A three hours' drive.
Socrates' idea
of
bij zaken, hoeveelheden, aardrijkskundige namen
the brakes of a bike
a cup of coffee
the city of New York
Slide 19 - Tekstslide
meervoud
Discos, taxis, pianos, babies, cafés, knives, etc.
Slide 20 - Tekstslide
vraagzinnen
Vragende zinnen starten met hulpwerkwoord. Do you always…? Was he a happy man
Slide 21 - Tekstslide
plaats hulpwerkwoorden
Just, often, sometimes, already etc. tussen hulpwerkwoord en hoofdwerkwoord in zetten. I have just done the dishes. We have also gone home. He has already given me a present.
Slide 22 - Tekstslide
Bijwoord zegt iets van het werkwoord,
zet –ly achter het bijv.naamw.
Good-well
Fast, very, blijven hetzelfde
She sings beautifully. (zegt iets over zingen)
Careful = carefully
Well done!
He drives fast. He is very fast.
Slide 23 - Tekstslide
an vs a
An – volgende woord begint met een klinkerklank
A – volgende woord begint met een medeklinkerklank