13.3 gaschromatografie

13.3 gaschromatografie
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

13.3 gaschromatografie

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
  • Bespreken vraag 13
  • Aantal handige principes chromatografie
  • Oefenopgave 
  • Uitleg principe gaschromatografie

  • Lezen 75, 76 + 77 (tot kwantitatieve analyse)
  • Maken 14, 15ab en 16abde 

Slide 2 - Tekstslide

Werkingsprincipe
Mobiele fase neemt stoffen mee van begin tot eind = loopvloeistof​
Stationaire fase (stilstaand)​

Eén fase bestaat uit hydrofiel materiaal (meestal de stationaire fase). De andere fase is hydrofoob.​

Stoffen die hydrofiel zijn, binden goed aan de hydrofiele stationaire fase en gaan dus langzaam.​
Stoffen die hydrofoob zijn, lossen goed op in de hydrofobe mobiele fase en bewegen dus snel.​
10a

Slide 3 - Tekstslide

Keuze loopmiddel
Afhankelijk van de te scheiden stoffen;​
Bij het scheiden van hydrofiele stoffen kies je een redelijk hydrofiel loopmiddel, bijvoorbeeld propanol;​
Bij het scheiden van hydrofobe stoffen kies je een redelijk hydrofoob loopmiddel, bijvoorbeeld hexaan.​
Vaak wordt ’gespeeld’ met de verhouding tussen twee oplosmiddelen om het meer hydrofiel/hydrofoob te maken.
11

Slide 4 - Tekstslide

Invloed pH loopmiddel
  • Loopsnelheid beïnvloeden door pH te veranderen​
  • (De)protoneren geeft moleculen lading of lading verdwijnt​
  • Geladen deeltjes zijn hydrofiel

10b + 12abc

Slide 5 - Tekstslide

Examenvraag 2014
Rond 1944 had het drinkwater nabij de Niagara watervallen in de staat New York na de gebruikelijke behandeling met chloor een ziekenhuisachtige bijsmaak. Onderzoek naar de oorzaak van de bijsmaak leverde op dat in het gezuiverde water een zeer geringe hoeveelheid 2-chloorbenzenol aanwezig was.

Beschrijf hoe je door middel van chromatografie kunt aantonen dat 2-chloorbenzenol in gezuiverd water voorkomt. Geef ook aan waaruit blijkt dat in het onderzochte water inderdaad 2-chloorbenzenol voorkomt.

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoel
Je kan het werkingsprincipe van de gaschromatograaf uitleggen en resultaten daarvan interpreteren en voorspellen.

Slide 7 - Tekstslide

13.3 gaschromatografie
Oven

Slide 8 - Tekstslide

Gaschromatografie
  • Geschikt voor gassen en vluchtige stoffen (alle andere vormen zijn geschikt voor vaste stoffen en vloeistoffen)
  • stationaire fase is vaak een vloeistof (kan van zeer hydrofoob tot zeer hydrofiel)
  • mobiele fase is een inert gas
  • Monster wordt ingespoten en wordt ook gas door hoge temperatuur (oven)
inert = niet reagerend

Slide 9 - Tekstslide

Werkingsprincipe
  • Geen hydrofobe/hydrofiele interactie met mobiele fase, want in gassen hebben moleculen geen interactie met elkaar
  • Wel interactie met stationaire fase 
  • Interactie op basis van hydrofiel/hydrofoob, vanderwaalskrachten, etc.  
  • Affiniteit

Slide 10 - Tekstslide

Werkingsprincipe (2)
  • hoe groter het molecuul, hoe sterker de vdw, hoe hoger het kookpunt
  • grotere moleculen hechten sterker aan de stationaire fase
  • temperatuur van de oven helpt bij scheiding. 
toevoegen blz. 77

Slide 11 - Tekstslide

Retentietijd
  • Tijd tot een bepaald molecuul uit de kolom komt
  • Retentietijd is stofeigenschap, bij bepaalde instellingen voor de gaschromatograaf (oventemperatuur, gassnelheid)
  • Kwalitatieve analyse!

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Deze les
  • Bespreken vraag 13
  • Oefenopgave
  • Uitleg principe gaschromatografie
  • Toevoegen blz. 77
  • Lezen 75, 76 + 77 (tot kwantitatieve analyse)
  • Maken 14, 15ab en 16abde

Slide 14 - Tekstslide