Aanhalingstekens

Leestekens
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leestekens

Slide 1 - Tekstslide

We kunnen aangeven waar de aanhalingstekens in een zin geplaatst moeten worden.

Juf zei: "We gaan nu starten met de les."

Slide 2 - Tekstslide

Leestekens belangrijk?
De scheidsrechter floot voor een overtreding Hij liep op de speler af die de overtreding maakte en gaf hem een gele kaart De speler werd boos en zei Man dat was helemaal geen overtreding Jawel je tackelde je tegenstander van achteren en je miste de bal volledig De geblesseerde speler zei huilend Au au au ik kan niet meer lopen, die gele kaart heb je echt wel verdiend

Slide 3 - Tekstslide

Leestekens belangrijk!
De scheidsrechter floot voor een overtreding. Hij liep op de speler af die de overtreding maakte en gaf hem een gele kaart. De speler werd boos en zei: 'Man, dat was helemaal geen overtreding.' 'Jawel, je tackelde je tegenstander van achteren en je miste de bal volledig.' De geblesseerde speler zei huilend:  'Au, au, au ik kan niet meer lopen, die gele kaart heb je echt wel verdiend.'

Slide 4 - Tekstslide

Wat moeten we straks kunnen?
Waarom is dat belangrijk?

Slide 5 - Tekstslide

Welke leestekens kennen we al?

Slide 6 - Tekstslide

Wanneer gebruiken we aanhalingstekens?
4 vormen bij citaten
1. Sofie zei: "Ik woon hier."
2. "Ik woon hier," zei Sofie.
3. "Hier," zei Sofie, "woon ik."
4. Er staat 'Verboden toegang' op dat bordje. 

Slide 7 - Tekstslide

Wanneer gebruiken we aanhalingstekens?
Bij een zelfbedacht woord.
'Kletscafé'
'Weetwoorden'
'Minemi'

Slide 8 - Tekstslide

Wanneer gebruiken we aanhalingstekens?
Bij sarcasme
De snelheidsovertreder werd 'liefdevol' op de bon geslingerd.
Ik kreeg het 'geweldige' cijfer 5 voor mijn spreekbeurt. 
De man was erg 'blij' met de bekeuring die hij kreeg. 

Slide 9 - Tekstslide

De juf zei: "Jullie hebben goed meegedaan.
A
Achter 'meegedaan'
B
Achter 'goed'
C
Achter de punt
D
Deze zin is al goed

Slide 10 - Quizvraag

De leerling ging enthousiast aan de slag met zijn strafwerk.
A
Om het woord 'leerling'
B
Om het woord 'slag'
C
Om het woord 'enthousiast'
D
Om het woord 'strafwerk'

Slide 11 - Quizvraag

"Nu is het tijd om te oefenen, zei juf.
A
Na 'zei'
B
Na 'tijd'
C
Na 'oefenen'
D
Na de komma

Slide 12 - Quizvraag

De juf vroeg: "Wie heeft er lolbroek op dit briefje geschreven?"
A
Hier hoeven geen aanhalingstekens bij
B
Om het woord 'briefje'
C
Na het woord 'lolbroek'
D
Om het woord 'lolbroek'

Slide 13 - Quizvraag

"Als we hier mee klaar zijn, zei de juf "dan gaan we eten."
A
Achter 'klaar'
B
Achter 'zijn'
C
Achter de komma
D
Hier hoeven geen aanhalingstekens meer

Slide 14 - Quizvraag

Aan de slag
Weektekst lezen en markeren

Werelden 'spelling'
- Hoofdletters en interpunctie
- d. aanhalingstekens 
- 12x een reeks daarna zelf één kiezen

Slide 15 - Tekstslide

Tekst bespreken

Slide 16 - Tekstslide

Doel van de les was
We kunnen aangeven waar de aanhalingstekens in een zin geplaatst moeten worden.

Slide 17 - Tekstslide

De juf zei: Jullie hebben goed gewerkt.

Slide 18 - Open vraag

Wie van jullie kan nu aangeven waar de aanhalingstekens geplaatst moeten worden? (Ja, nee of een beetje lastig)

Slide 19 - Open vraag

Volgende stap
Zelf zinnen schrijven waarin je aanhalingstekens gebruikt. 

Slide 20 - Tekstslide