2b2 zullen zouden geld en werk

Zullen
Wij zullen morgen jouw auto wassen.
Zou jij niet eens naar bed gaan? Het is al laat.

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Zullen
Wij zullen morgen jouw auto wassen.
Zou jij niet eens naar bed gaan? Het is al laat.

Slide 1 - Tekstslide

Zullen: vorm en betekenis
zullen is een onregelmatig werkwoord
je moet de vormen dus leren

maar: 
de betekenis verandert ook als je van tegenwoordige- naar verleden tijd gaat

Slide 2 - Tekstslide

zullen tt                    

ik                       zal                      
jij/ u                 zult                
hij/zij/het      zal     

wij / jullie / zij             zullen  

(maar zal jij/u ?)          
            

zullen vt                    

ik                 zou                         
jij/u             zou                     
hij/zij/het zou  
   
wij / jullie / zij       zouden         

Slide 3 - Tekstslide

Zullen
1. Belofte 

2. Voorstel 

3. Verwachting 

4. Voornemen


zullen 
voorbeelden
1. ik zal goed leren voor de toets.

2. Zullen we naar de Spar gaan in de pauze?

3. Zal de leestoets moeilijk zijn?

4 Ik zal goed mijn best doen bij gym.

Slide 4 - Tekstslide

belofte, voorstel, verwachting, voornemen
Ik zal altijd van mijn vaderland blijven houden
Zullen we samen naar de stad gaan?
Hij zal morgen wel komen (als hij niet ziek meer is)
Ik zal jullie toets snel nakijken

Slide 5 - Tekstslide

'Zullen': belofte, voorstel, verwachting?

                                               persoonsvorm + infinitief

  1. Henk zal het wel weten.
  1. Ik zal het hem straks vragen.
  2. Zullen we nu het programma van die dag bespreken?

Slide 6 - Tekstslide

Zullen we vanmiddag samen huiswerk maken?
A
belofte
B
voorstel
C
verwachting
D
voornemen

Slide 7 - Quizvraag

Hij zal toch wel op tijd zijn voor de les
A
belofte
B
voorstel
C
verwachting
D
voornemen

Slide 8 - Quizvraag

Ik zal morgen jouw trui meenemen
A
belofte
B
voorstel
C
verwachting
D
voornemen

Slide 9 - Quizvraag

Ik zal vaker gaan sporten want dat is gezond
A
belofte
B
voorstel
C
verwachting
D
voornemen

Slide 10 - Quizvraag

Let op!!: zullen in de toekomende tijd
Ik zal morgen komen
wij zullen maandag de toets maken

We gebruiken in het Nederlands zullen bijna niet meer om te praten over iets in de toekomst.

Slide 11 - Tekstslide

Let op!!: zullen in de toekomende tijd
Ik zal morgen komen = ik kom maandag
wij zullen maandag de toets maken = wij maken de toets maandag
of: Wij gaan veel lezen in de vakantie



Slide 12 - Tekstslide

zwaar - tillen - boven op je wachten

  1. Verwachting: Die koffer zal wel zwaar zijn!
  2. Voorstel: Zal ik hem voor je tillen?
  3. Belofte: Ik zal boven op je wachten, oké?

Slide 13 - Tekstslide

pijn - helpen - dokter bellen

  1. Verwachting: 
  2. Voorstel:
  3. Belofte:
timer
5:00

Slide 14 - Tekstslide

pijn - helpen - dokter bellen

Slide 15 - Open vraag

regenen - naar binnen gaan - straks met de auto naar huis brengen

  1. Verwachting: 
  2. Voorstel:
  3. Belofte:
timer
5:00

Slide 16 - Tekstslide

regenen - naar binnen gaan - straks met de auto naar huis brengen

Slide 17 - Open vraag

Zouden (verleden tijd van zullen
Zouden

1. Beleefde vraag
 
2. Advies geven
 
3. wens of geen realiteit
 
4. Onzekerheid

Zou je mij de pen willen geven? 

Zou je niet wat vroeger naar bed gaan?

Ik zou wel naar Ibiza willen!

Het zou kunnen gaan regenen!

Slide 18 - Tekstslide

4 x zouden
Zou je het nog een keer willen uitleggen?
Je zou eens wat gezonder moeten eten.
Er zou een grote brand zijn geweest bij het winkelcentrum om de hoek.
Ik zou wel een paar maanden naar India willen.

blz. 81
  1. Beleefde vraag
  2. Advies
  3. Onzekerheid
  4. Wens

Slide 19 - Tekstslide

4 x zouden
Zou je het nog een keer willen uitleggen?
Je zou eens wat gezonder moeten eten.

zouden + hulpwerkwoord + infinitief
blz. 81
  1. Beleefde vraag
  2. Advies

Slide 20 - Tekstslide

Stel een beleefde vraag. Gebruik daarbij 'zou(den).'

  1. Wil je de muziek wat zachter zetten?
  2. Kunnen jullie de volgende keer op tijd komen?
  3. Mogen wij hier zitten?
  4. Mag ik je fiets lenen? 
timer
1:00

Slide 21 - Tekstslide

Geef een vriendelijk advies. Gebruik daarbij 'zou(den).'

  1. Je moet wat minder gaan gamen.
  2. Je kunt het aan de docent vragen.
  3. Je moet je haar vaker wassen.
  4. Ze moeten de nieuwsbrief beter lezen.
timer
5:00

Slide 22 - Tekstslide

Aan de slag!

Maak  opdr. 15 (blz. 67). 

Daarna bespreken.
timer
5:00

Slide 23 - Tekstslide

Huiswerk voor 14-02-2023

Maak opdracht 16, 17 en 18 (blz. 68 en 69)


 

Slide 24 - Tekstslide