V2 -K3 Paragraf E: Grammatik

V2 - Woche 44 - Stunde 3
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

V2 - Woche 44 - Stunde 3

Slide 1 - Tekstslide

Planung

Erklärung Grammatik: het geslacht van zelfstandig naamwoorden

Selbstständig arbeiten:
  • Paragraf E: Grammatik Aufgabe 20 - 26
  • Slim Stampen B (kies 2 & invul 2), C, D




Ziele

  • Je kunt de hoofdregels voor het geslacht voor zelfstandig naamwoorden gebruiken. 



Slide 2 - Tekstslide

Der...Die...Das

Slide 3 - Tekstslide

Geslacht zelfstandig naamwoord
In het Duits krijgen alle zelfstandig naamwoorden een hoofdletter!
In het Duits heb je mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden. Bij een zelfstandig naamwoord hoort altijd een lidwoord (de, het, een). 

  • mannelijk lidwoord= der --> Mann
  • vrouwelijk lidwoord = die --> Frau
  • onzijdig lidwoord= das --> Kind
  • lidwoord bij meervoud = die --> Männer, Frauen, Kinder

Slide 4 - Tekstslide

We beginnen met: mannelijk

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Mannelijk - der
1.  Mannelijke personen of dieren:
 Bv: der Onkel, der Vater, der Bruder, der Lehrer, der Stier, der Kater
2. Dagen, maanden, jaargetijden, windrichtingen : der Montag, der Dienstag,       der Januar, der Februar, der Frühling (lente), der Sommer, der Herbst, 
     der Winter, der Norden, der Süden, der Westen, der Osten
3. Zelfstandig naamwoorden die gelijk zijn aan de stam vaneen werkwoord.
    der Anfang --> anfangen, der Beginn --> beginnen, der Besuch -->
    besuchen


Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Vrouwelijk - die
1. Vrouwelijke personen of dieren: Bv: die Mutter, die Tante, die Schwester, 
    die Lehrerin, die Kuh, die Elefantin
2. Woorden (dingen) op -e zijn bijna altijd vrouwelijk: Bv, die Straße, die
     Klasse, die Gruppe, die Adresse, die Toilette (er zijn ook uitzonderingen:
     der Name)
3. Woorden die eindigen op –heit, -keit, -schaft, -ung,  -ion, - ei, -ik, -tät, -ur
    Bv: die Mannschaft, die Gesundheit, die Fröhlichkeit,  die Übung, die
    Präsentation, die Polizei, die Politik, die Universität.
4. Getallen: die Eins, die Zwei, die Drei, die Hundert ...

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Onzijdig - das
1. Nederlandse “het” woorden zijn meestal onzijdig in het Duits
    Bv: das Buch, das Kind, das Dach, das Fenster, das Heft

2onzijdig zijn alle woorden die eindigen op: -lein en –chen                                          (verkleinwoorden)
     Bv: das Mädchen, das Kästchen, das Fräulein, das Männlein

Slide 11 - Tekstslide

Meervoud - die
Ten slotte krijgen alle meervoud zelfstandig naamwoorden het lidwoord 'die'.

der Mann --> die Männer
das Mädchen --> die Mädchen
die Schülerin --> die Schülerinnen

Volgende les gaan we het hebben over het maken van de meervoudsvorm van zelfstandig naamwoorden. Daarover laten meer :) 

Slide 12 - Tekstslide

der
die
das
Hexe
Winter
Rehlein
Schwester
Brüderchen
Gemeinschaft
Koch
Schlaflosigkeit
Dächlein
Mädchen

Slide 13 - Sleepvraag

Vul het lidwoord in.
______ Oktober
timer
0:30
A
der
B
die
C
das

Slide 14 - Quizvraag

_____ Herbst
timer
0:30
A
der
B
die
C
das

Slide 15 - Quizvraag

_____ Wirklichkeit
timer
0:30
A
der
B
die
C
das

Slide 16 - Quizvraag

_____ Bierchen
timer
0:30
A
der
B
die
C
das

Slide 17 - Quizvraag

_____ Lampe
timer
0:30
A
der
B
die
C
das

Slide 18 - Quizvraag

______ Freundschaft
timer
0:30
A
der
B
die
C
das

Slide 19 - Quizvraag

Das war es! Snap je de regels voor het geslacht van het zelfstandig naamwoord?
A
Nee, ik snap er niks van.
B
Ja, ik begrijp het helemaal.
C
Ja, ik begrijp het, maar ik moet nog meer oefenen.

Slide 20 - Quizvraag

Paragraf E - Grammatik
Online machen: 
  • Paragraf E- Grammatik Aufgabe 20 - 26
       Grammatik B = volgende les
Zeit: Rest der Stunde
Fertig = 
  • Slim Stampen B Kies 2 & Invul 2
  • Slim Stampen C
  • Slim Stampen D

Slide 21 - Tekstslide

nächste Stunde
Wochenaufgaben checken : Online Grammatik A 20-26 + Slim stampen B (kies 2 & invul 2), C, D

Grammatik B:
meervoud zelfstandig naamwoorden

Slide 22 - Tekstslide

der Stundenplan
Arbeite zu zweit. 

Eine stellt eine Frage anhand des Studenplans. Die Frage wird in einem Satz beantwortet mit angabe von Zeit, Fach und Tag.
Danach Rollen wechseln.

Bespiel:
Frage: Wann hast du Deutsch?
Antwort: Ich habe am Montag um fünf vor acht Deutsch. 
timer
5:00

Slide 23 - Tekstslide

Wie heißen die Tagen der Woche auf Deutsch?

Slide 24 - Tekstslide