In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Spanningsbronnen: stopcontact (230V), accu, batterij of zonnecel.
Spanning loopt over een gesloten stroomkring. De spanning (U) meet je in volt (V) met een spanningsmeter. Hoe sterker de stroom, hoe meer elektronen er per seconde door de stroomkring bewegen.
De stroomsterkte (I) meet je in ampere (A) met een stroomsterkte meter.
Capaciteit = stroomsterkte x tijd
C (capaciteit in ah) = I (stroomsterkte in A) x t (tijd in uur)
Een batterij heeft een capaciteit van 2700 mAh, levert 0,20A. Hoe lang leeft hij?
2,7=0,2xt (formule ingevuld)
t=2,7/0,2=13,5. De batterij is na 13,5 uur leeg.
Een schakelschema teken je altijd met potlood en een geodriehoek (rechte lijnen dus!).
Als je vanuit een schakelschema een schakeling nabouwt, begin je bij de plus van het schema en ga je kijken wat je tegenkomt.
Serieschakeling: alle onderdelen achterelkaar in 1 stroomkring.
Totale spanning = spanning 1 + spanning 2
Parallelschakeling: alle apparaten hebben hun eigen stroomkring.
Totale stroom = stroom 1 + stroom 2
Stoffen die stroom goed doorgeven worden geleiders genoemd. Alle metalen en koolstof zijn goede geleiders.
Stoffen die stroom niet goed doorgeven worden isolatoren genoemd. Glas, rubber, porselein, zuiver water en kunststoffen zijn isolatoren.
Een apparaat waar de stroom niet makkelijk doorheen gaat heeft een grote weerstand, een apparaat waar de stroom wel makkelijk doorheen gaat heeft een kleine weerstand.
Weerstand meet je met een multimeter, of reken je uit.
Weerstand = spanning / stroomsterkte (R = U/I).
Weerstand bereken je in Ohm (Ω)
Vermogen van een apparaat is de hoeveelheid energie die ze per seconde omzetten in andere vormen van energie.
Vermogen = spanning x stroomsterkte
P (in W) = U (in V) x I (in A)
Het energieverbruik hangt af van het vermogen van het apparaat en de tijd die het apparaat aanstaat.
Energieverbruik = vermogen x tijd
E (in kWh) = P (in W) x t (in uren)
Het rendement van een apparaat is het percentage van de opgenomen energie die nuttig wordt gebruikt.
Rendement = nuttige energie/opgenomen energie x 100
Een zekering beveiligd op overbelasting. Dit kan voorkomen als er teveel apparaten tegelijk aan staan. Dan kan een kabel te heet worden waarna er brand ontstaat. Een zekering kan maximaal 16A hebben.
Om uit te zoeken of er geen overbelasting ontstaat tel je de stroomsterktes van de apparaten bij elkaar op.
Als een snoer beschadigd is, kunnen de draden elkaar raken. Dan gaat de stroom niet door het apparaat maar meteen terug. Dan volgt er overbelasting in de meterkast. Dit noem je kortsluiting.
Veel apparaten hebben een dubbele isolatie om ze hier tegen te beschermen. Ook beschermd de aardlek hier tegen.
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.