3e b/k 29 di

• Zorg en Welzijn
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

Kraamzorg

Na vandaag kun je:

• Ik kan vertellen wat een kraamverzorgende doet
  
• Ik kan vertellen wat een kraamverzorgende moet kennen en kunnen
  
• Ik kan het verschil benoemen tussen een kraamverzorgster en een verloskundige 

Taak 1 kraamzorg

Kraamzorg kan een onderdeel zijn van een instelling voor thuiszorg, maar er zijn ook veel instellingen die zich specifiek op zwangerschap en geboorte richten. Kraamzorg zit in de verplichte basisverzekering.

Iedere vrouw in Nederland heeft na de bevalling recht op acht dagen kraamzorg.

TAKEN KRAAMVERZORGENDE

• assisteren bij de bevalling 
  
• helpen de baby in bad te doen 
  
• de gezondheid van de moeder en baby controleren (bijv. Temperaturen) 
  
• de kraamvouw helpen bij de lichamelijke verzorging, zoals douchen en aankleden 
  
• verzorging van wonden, bijvoorbeeld ontstoken tepels of de wond van een keizersnede 
  
• de ouders (ook vaders/partners) leren om de baby te verschonen en aan en uit te kleden 
  
• bloeddruk en polsslag opmeten 
  
• het kraambed verschonen 
  
• toilet en douche schoonmaken 
  
• iets lekkers voor bezoek klaarmaken en een maaltijd voorbereiden 
  
• Voorlichting en advies aan de ouders geven 
  
• rapporteren. 

 opdr 7 Objectief/ subjectief

Empathie? Wat is dat?

• Om goed te reageren op verschillende situaties heb je empathie nodig. 
• Je moet kunnen begrijpen hoe iemand zich voelt in zo'n situatie.
• Kun je een voorbeeld bedenken waarbij jij empathie hebt getoond?

 Taak 2 opdracht 4

samen film kijken

thuisbevalling

 opdr 5

Reflexen

Grijpreflex = Baby grijpt vinger met handpalm meteen vast

Loopreflex = Baby optillen onder oksels, benen zullen loopbewegingen maken

Schrikreflex = Plotselinge beweging > armen wijd open

Slikreflex = meteen voeden van melk

Zoekreflex = wang baby aanraken en deze zal op zoek gaan naar tepel

Zuigreflex = als de baby iets in de mond krijgt, begint deze gelijk te zuigen

(Laten zien met de babypop) 

0 tot 3 maanden

• Grijpreflex
  
• Zuigreflex
  
• Schrikreflex

3 tot 6 maanden

• Grijpen
  
• Proefreflex
  
• omrollen
  
• Op schoot zitten

6 tot 12 maanden

• ooghandcoordinatie
  
• Uit een beker drinken
  
• Kruipen, zitten, gebaren maken, staan, lopen

12 tot 24 maanden

• lopen
  
• klimmen
  
• ontdekken
  
• verder ontwikkelen fijne motoriek

3-4 jaar:

• springen, traplopen, hinkelen
• tekenen, puzzel maken, knippen 

Motorische ontwikkeling baby tot kleuter

vandaag ga je maken:

• Taak 1, opdr 4 babyuitzet, samen maken
• vervalt opdr 6 en 7( a wel)
• taak 2 opdr 8 jezelf voorstellen
•  vervalt opdr 2e, opdr 6 en 7