Engels Unit 4.2 en 4.4 Inventions

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wat weet je over het gebruik van WHAT or WHICH

Slide 5 - Woordweb

Slide 6 - Tekstslide

Kies uit what of which.

... House do you like best, mine or yours?
A
What
B
Which

Slide 7 - Quizvraag

Is het what or which?

....... is your favourite animal?
A
What
B
Which

Slide 8 - Quizvraag

Is het what or which?

...... car do you want: the red or blue one?
A
What
B
Which

Slide 9 - Quizvraag

Om het af te leren:
's of s'
A
the boss's chair
B
the boss' chair

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

this OR that?
A
this
B
that

Slide 13 - Quizvraag

this OR that?
A
this
B
that

Slide 14 - Quizvraag

this OR that?
A
this
B
that

Slide 15 - Quizvraag

this OR that?
A
this
B
that

Slide 16 - Quizvraag

This, that, these or those

... paper on my table.
A
This
B
That
C
These
D
Those

Slide 17 - Quizvraag

This, that, these or those

... people across the street.
A
This
B
That
C
These
D
Those

Slide 18 - Quizvraag

This, that, these or those

... book on the top shelf.
A
This
B
That
C
These
D
Those

Slide 19 - Quizvraag

's/s'/...of...?
This is Wissal ... book.
A
's
B
s'
C
...of...

Slide 20 - Quizvraag

Sleep de Engelse vraagwoorden naar de juiste Nederlandse vraagwoorden
wie
wat
waar
wanneer
waarom
welke
hoe
who
what
where
when
why
how
which

Slide 21 - Sleepvraag

Hieronder zie je 3 plaatjes met een vraag, die nog afgemaakt moet worden. Sleep het juiste vraagwoord naar iedere vraag.
are Jack and Fay?
pudding do you like best, chocolate or cherry?
is going to make the pudding?
Who
Where
Which
When 
Why
How

Slide 22 - Sleepvraag

Wanneer ik een vraag maak met een vraagwoord, waar staat dat vraagwoord dan?
A
einde van de zin
B
begin van de zin
C
halverwege de zin
D
voor het werkwoord

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Welk voorbeeld is present continuous?
A
I am walking to the shop
B
I walked to the shop yesterday
C
I was walking to the shop when i fell down
D
I will walk to the shop in a minute.

Slide 29 - Quizvraag

Present Continuous:

Wat geef je aan met de present continuous?
A
Iets dat altijd, nooit of regelmatig gebeurt
B
Iets dat nu aan de gang is.
C
Iets dat is gebeurd in het verleden.
D
Iets dat nog gaat komen

Slide 30 - Quizvraag

Present Continuous:

Wat is de regel van de present continuous?
A
ww+ - ed
B
shit = ww+-s
C
vorm van to be + ww+-ing

Slide 31 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een zin in de present continuous?
A
I haven't gone there.
B
I didn't go there.
C
I won't go there.
D
I am not going there.

Slide 32 - Quizvraag

We ... the dishes right now

A
are doing
B
was doing
C
are do
D
was do

Slide 33 - Quizvraag

Look! They ... him his present
A
are give
B
were give
C
are giving
D
were giving

Slide 34 - Quizvraag

I ... a book for school right now
A
am read
B
am reading
C
was read
D
was reading

Slide 35 - Quizvraag

She ... her bag all by herself as we speak
A
is carrying
B
was carried
C
was carrying
D
is carry

Slide 36 - Quizvraag

He ... in the Alps this weekend
A
is skied
B
was skiing
C
was skied
D
is skiing

Slide 37 - Quizvraag

Tommy ... a lovely sweater for his daughter
A
is knot
B
was knitting
C
is knitting
D
was knitted

Slide 38 - Quizvraag

timer
20:00
Maak de oefentoets 
Unit 4 op lesson-up

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide